Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/031/52

    Zaak T-456/04: Beroep, op 12 november 2004 ingesteld door Association Française des Opérateurs de Réseaux et Services de Télécommunications – AFORS Télécom tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 31 van 5.2.2005, p. 27–28 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    5.2.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 31/27


    Beroep, op 12 november 2004 ingesteld door Association Française des Opérateurs de Réseaux et Services de Télécommunications – AFORS Télécom tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-456/04)

    (2005/C 31/52)

    Procestaal: Frans

    Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 12 november 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door de Association Française des Opérateurs de Réseaux et Services de Télécommunications – AFORS Télécom, gevestigd te Parijs, vertegenwoordigd door Olivier Fréget, advocaat.

    Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    artikel 2 van beschikking nr. C(2004) 3060 van de Commissie van 2 augustus 2004 inzake de steun die door Frankrijk aan France Télécom is verleend, nietig te verklaren:

    de Commissie te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In het kader van een plan om de balans in evenwicht te brengen van de Franse telecommunicatievennootschap France Télécom, heeft Frankrijk, dat destijds meerderheidsaandeelhouder van deze laatste vennootschap was, haar een voorschot toegekend op zijn deelneming in de versterking van haar eigen middelen, in de vorm van een kredietlijn van 9 miljard euro. De Commissie heeft in de bestreden beschikking vastgesteld dat het betrokken voorschot staatssteun vormde. Zij heeft echter in artikel 2 van deze beschikking bepaald dat deze steun niet mocht worden teruggevorderd.

    Verzoekster, die stelt een groot deel van de alternatieve telecommunicatieondernemingen in Frankrijk, welke rechtstreekse concurrenten van France Télécom zijn, te vertegenwoordigen, is van mening dat zij gerechtigd is de nietigverklaring te vorderen van laatstgenoemde artikel. Ter ondersteuning van haar beroep merkt zij allereerst op dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door ervan uit te gaan dat zij aan de hand van de praktijken en verklaringen van de Franse staat geen schatting zou kunnen maken van het door France Télécom ontvangen voordeel. De Commissie heeft bovendien het evenredigheidsbeginsel geschonden omdat het uitgaan van een bedrag dat lager was dan de werkelijke waarde van het voordeel en de gevolgen daarvan voor de mededinging, de markt minder schade zou hebben berokkend dan het uitsluiten van iedere terugvordering. Verzoekster voert vervolgens aan dat de Commissie hoe dan ook niet verplicht was het bedrag van de steun exact te bepalen.

    Verzoekster is ook van mening dat de Commissie de vaste rechtspraak niet in acht heeft genomen welke slechts in geval van uitzonderlijke omstandigheden of van een absolute onmogelijkheid een afwijking van de verplichting tot terugvordering van onrechtmatige steun toestaat. Verzoekster merkt eveneens op dat de Commissie ten onrechte heeft geoordeeld dat de terugvordering de rechten van verweer en het vertrouwensbeginsel zou schenden.

    Verzoekster voert bovendien aan dat de Commissie het transparantiebeginsel heeft geschonden door na te laten aan derde belanghebbenden, waaronder verzoekster zelf, bepaalde door Frankrijk overgelegde deskundigenrapporten te overhandigen, welke een beslissende rol hebben gespeeld bij de keuze van de Commissie voor een oplossing.

    Verzoekster is ook van mening dat de Commissie de procedureregels heeft misbruikt door voorbij te gaan aan de beperkingen die haar eigen richtlijnen opleggen aan herstructureringssteun. Bovendien vormt het enkele feit dat een steun onverenigbaar wordt verklaard maar vervolgens niet tot de terugvordering daarvan wordt verplicht, volgens verzoekster op zichzelf een misbruik van bevoegdheid. Tot slot voert verzoekster schending van de motiveringsplicht aan.


    Top