EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92000E003714

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3714/00 van Paul Lannoye (Verts/ALE) aan de Commissie. Toegang tot informatie over de luchthaven Barajas van Madrid.

PB C 187E van 3.7.2001, p. 32–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92000E3714

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3714/00 van Paul Lannoye (Verts/ALE) aan de Commissie. Toegang tot informatie over de luchthaven Barajas van Madrid.

Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0032 - 0034


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3714/00

van Paul Lannoye (Verts/ALE) aan de Commissie

(30 november 2000)

Betreft: Toegang tot informatie over de luchthaven Barajas van Madrid

In zijn antwoord van 5 juli 2000 op vraag E-1518/00(1) betreffende de toepassing van de richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990(2) inzake de vrije toegang tot milieu-informatie verklaart de Commissie: de instanties hebben de gestelde vragen, alhoewel met vertraging, beantwoord.

Dit is echter niet juist aangezien de informatie nog steeds niet aan degenen die erom vroegen, ter beschikking is gesteld.

In een brief aan de Commissie (ter attentie van de heer G. Kremlis) van 17 juli 2000 heeft de Entidad de la Moraleja onder aanvoering van bewijzen aan de kaak gesteld dat de AENA (de Spaanse luchthavenmaatschappij) geen correcte antwoorden geeft hetgeen indruist tegen de richtlijn 90/313/EEG. De gegevens over de gemiddelde geluidsemissies per uur werden immers in onjuist formaat verstrekt. Een zodanige belemmering van de toegang tot dit soort informatie wekt twijfels aan de deugdelijkheid van de procedures voor milieu-effectreportages zelf en beperkt de mogelijkheden van burgers op het gebied van de milieubescherming en de bescherming van de volksgezondheid hun rechten te doen gelden.

Kan de Commissie mededelen welke maatregelen zij heeft getroffen om een volledige toepassing van bedoelde richtlijn te waarborgen?

Vindt zij het niet nodig de inbreukprocedure tegen de Spaanse staat wegens niet-naleving van de richtlijn in te leiden?

(1) PB C 113 E van 18.4.2001, blz. 22.

(2) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 56.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(1 februari 2001)

Artikel 4 van Richtlijn 90/313/EEG(1) van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie bepaalt dat een persoon die van oordeel is dat zijn verzoek om informatie zonder goede redenen is afgewezen of genegeerd of door een overheidsinstantie ontoereikend is beantwoord, overeenkomstig het nationale rechtsstelsel bij een rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie in beroep kan gaan ten einde herziening van het besluit te verkrijgen.

Deze richtlijn is omgezet in het Spaanse rechtsstelsel bij wet 38/1995 van 12 december 1995 betreffende het recht op toegang tot milieu-informatie, onlangs gewijzigd door wet 55/1999 van 29 december 1999, waarin het recht van personen om beroep aan te tekenen in dergelijke gevallen is vastgelegd.

Indien de Entidad de la Moraleja van mening is dat Richtlijn 90/313/EEG niet werd gerespecteerd wat betreft de verzoeken tot informatie, die door deze instantie aanhangig werden gemaakt bij de Spaanse autoriteiten, beschikt zij over passende rechtsmiddelen op nationaal niveau om ervoor te zorgen dat de administratieve instanties of nationale gerechtelijke instanties, als hoofdverantwoordelijken voor het toezicht op het toepassen van het communautair recht door de administratieve overheden van de lidstaten, zullen ingrijpen.

Om na te gaan of Richtlijn 90/313/EEG in dit geval werkelijk correct is toegepast, heeft de Commissie zich herhaaldelijk tot de Spaanse autoriteiten gewend en hen om uitleg gevraagd over de mogelijke inbreuken die de Commissie ter kennis zijn gebracht.

Uit het antwoord van de Spaanse autoriteiten blijkt dat zij reeds verscheidene verzoeken tot informatie hebben beantwoord en dat zij nog steeds gevolg geven aan de vele verzoeken van de Entidad de la Moraleja. De Spaanse autoriteiten stellen de beschikbare informatie ter beschikking van de verzoeker, zij het soms laattijdig. Er wordt op gewezen dat Richtlijn 90/313/EEG geen enkele bepaling bevat met betrekking tot de vorm waarin de gevraagde informatie ter beschikking moet worden gesteld.

Wat betreft de inleiding van de inbreukprocedure wegens niet-naleving van Richtlijn 90/313/EEG in casu, is de Commissie, volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, niet verplicht om een inbreukprocedure in te leiden krachtens Artikel 226 (ex Artikel 169) van het EG-verdrag, maar zij heeft in dit geval wel beoordelingsbevoegdheid. Conform deze beoordelingsbevoegdheid, is het niet de gewoonte van de Commissie om elk losstaand geval van vermoedelijke niet-naleving van deze richtlijn dat haar onder de aandacht wordt gebracht te vervolgen. Slechts als het om constante administratieve wanpraktijken gaat, of als het mogelijk is om een aantal losstaande gevallen met elkaar

in verband te brengen, kan de Commissie tot de beslissing overgaan om een inbreukprocedure in te leiden op basis van Artikel 226 van het EG-Verdrag. Welnu, op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt, lijkt geen van beide voorwaarden in het onderhavige geval van toepassing.

(1) PB L 158 van 23.6.1990.

Top