Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62024TN0568

Zaak T-568/24: Beroep ingesteld op 30 oktober 2024 – VTB Bank/ECB

PB C, C/2025/94, 6.1.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/94/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/94/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2025/94

6.1.2025

Beroep ingesteld op 30 oktober 2024 – VTB Bank/ECB

(Zaak T-568/24)

(C/2025/94)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: VTB Bank PAO (Sint-Petersburg, Rusland) (vertegenwoordiger: G. Müller, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

besluit ECB-SSM-2024-DE-20 WHD-2023-0011 van de Europese Centrale Bank van 19 augustus 2024 tot intrekking van de vergunning van OWH SE i.L. krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU nietig te verklaren;

verweerster te gelasten verzoekster overeenkomstig artikel 32, lid 1, van verordening (EU) nr. 468/2014 (1) toegang te verschaffen tot het dossier van de in de eerste conclusie genoemde procedure betreffende de intrekking van de vergunning.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende vier middelen aan.

1.

Eerste middel: verzoekster is als meerderheidsaandeelhouder van OWH SE i.L. niet gehoord en was evenmin betrokken bij de procedure betreffende het besluit tot liquidatie van OWH SE [voorheen VTB Bank (Europe) SE] of bij de voorbereiding van het besluit tot intrekking van de vergunning.

2.

Tweede middel: schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming

Verzoekster heeft vóór het besluit tot intrekking van de vergunning geen toegang gekregen tot het dossier. Derhalve verzoekt zij ook in het kader van de gerechtelijke procedure om toegang te krijgen tot het dossier, daar zij zich enkel op die manier tegen de maatregel om haar vergunning in te trekken doeltreffend kan verdedigen. Daarbij beroept zij zich uitdrukkelijk op het in artikel 32 van verordening (EU) nr. 468/2014 neergelegde recht op toegang tot het dossier.

3.

Derde middel: gebrekkige motivering van het besluit

Verzoekster bekritiseert de twee door verweerster aangevoerde beweegredenen voor het intrekkingsbesluit.

Het besluit tot liquidatie van OWH SE was reeds onrechtmatig en vanwege een dergelijke gedwongen liquidatie was niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van § 35, lid 2a, van het Gesetz über das Kreditwesen (Duitse wet inzake het kredietwezen; hierna: “KWG”) (2). Verweerster heeft een onevenredig besluit vastgesteld, aangezien er zich een zeer uitzonderlijke situatie had voorgedaan en er bovendien, door de doeltreffende maatregelen van de Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht (Duitse federale autoriteit voor het toezicht op financiële dienstverlening, hierna: “BaFin”), al geen risico meer bestond.

Voorts heeft verweerster bij het inroepen van § 35, lid 2, nr. 3, KWG haar beoordelingsbevoegdheid misbruikt, aangezien de intrekking van de vergunning op grond van de maatregelen van BaFin niet meer noodzakelijk was. Bovendien was de intrekking van de vergunning wegens het noodzakelijkerwijs tijdelijke karakter van de sanctiemaatregelen evenmin passend, aangezien zij op een definitieve beëindiging van de bedrijfsactiviteiten was gericht.

4.

Vierde middel: conflicterend internationaal recht

De Bondsrepubliek Duitsland en de USSR, als rechtsvoorganger van Rusland, hadden reeds in 1989 een investeringsovereenkomst gesloten ter bescherming van de kapitaalinvesteringen van investeerders van de respectieve andere overeenkomstsluitende partij. De intrekking van de vergunning en de daaruit voortvloeiende feitelijke onteigening zonder compensatie is onder meer in strijd met het in dit internationale verdrag opgenomen meestbegunstigingsbeginsel, zoals dat ook is neergelegd in de door de Unie aangenomen GATS-overeenkomst.


(1)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (PB 2014, L 141, blz. 1).

(2)  Gesetz über das Kreditwesen in de versie zoals bekendgemaakt op 9 september 1998 (BGBl. I S. 2776), laatstelijk gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 22 december 2023 (BGBl. 2023 I nr. 411).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/94/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top