This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62023CJ0682
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 23 October 2025.#E.B.SP. Z.O.O. v K.P.SP. Z.O.O.#Request for a preliminary ruling from the Curtea de Apel Cluj.#Reference for a preliminary ruling – Judicial cooperation in civil matters – Regulation (EU) No 1215/2012 – Article 25(1) – Agreement conferring jurisdiction set out in a subcontract – Assignment of a claim arising from the contract – Enforceability of the agreement conferring jurisdiction by the assignee against the debtor of the claim – Conditions.#Case C-682/23.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 23 oktober 2025.
E.B. sp. z o.o. tegen K.P. sp. z o.o.
Verzoek van de Curte de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 25, lid 1 – Overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht in een onderaannemingscontract – Cessie van een vordering die voortvloeit uit dat contract – Tegenwerpbaarheid van de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht door de cessionaris aan de schuldenaar van de vordering – Voorwaarden.
Zaak C-682/23.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 23 oktober 2025.
E.B. sp. z o.o. tegen K.P. sp. z o.o.
Verzoek van de Curte de Apel Cluj om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 25, lid 1 – Overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht in een onderaannemingscontract – Cessie van een vordering die voortvloeit uit dat contract – Tegenwerpbaarheid van de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht door de cessionaris aan de schuldenaar van de vordering – Voorwaarden.
Zaak C-682/23.
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2025:827
Voorlopige editie
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
23 oktober 2025 (*)
„ Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 25, lid 1 – Overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht in een onderaannemingscontract – Cessie van een vordering die voortvloeit uit dat contract – Tegenwerpbaarheid van de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht door de cessionaris aan de schuldenaar van de vordering – Voorwaarden ”
In zaak C‑682/23,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië) bij beslissing van 25 oktober 2023, ingekomen bij het Hof op 15 november 2023, in de procedure
E.B. sp. z o.o.
tegen
K.P. sp. z o.o.,
wijst
HET HOF (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: I. Ziemele, kamerpresident, A. Kumin (rapporteur) en S. Gervasoni, rechters,
advocaat-generaal: D. Spielmann,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– E.B. sp. z o.o., vertegenwoordigd door D.‑V. Ceauşu en A. Cristescu, avocaţi,
– K.P. sp. z o.o., vertegenwoordigd door H. Bora, avocat, M. Ostrowski, radca prawny, en R.‑E. Stuparu, avocată,
– de Zwitserse regering, vertegenwoordigd door M. Kähr en L. Lanzrein als gemachtigden,
– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Biolan en S. Noë als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 25, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1; hierna: „Brussel I bis-verordening”).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen E.B. sp. z o.o. en K.P. sp. z o.o., twee vennootschappen naar Pools recht, over de bevoegdheid van de Roemeense gerechten om kennis te nemen van een door E.B. tegen K.P. ingesteld beroep op grond van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat is gesloten tussen laatstgenoemde vennootschap en E. S.A., een vennootschap naar Roemeens recht die de vordering waarop dat beroep betrekking heeft, heeft overgedragen aan E.B.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Verordening nr. 44/2001
3 Artikel 23, lid 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1; hierna: „Brussel I-verordening”) bepaalde:
„Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
Brussel I bis-verordening
4 De overwegingen 15, 16 en 19 van de Brussel I bis-verordening luiden als volgt:
„(15) De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder. De bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.
(16) Naast de woonplaats van de verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Het bestaan van een nauwe band moet zorgen voor rechtszekerheid en de mogelijkheid vermijden dat de verweerder wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat door hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was. [...]
[...]
(19) De autonomie van de partijen bij een andere overeenkomst dan een verzekerings-, consumenten‑ of arbeidsovereenkomst, waarvoor slechts een beperkte autonomie geldt met betrekking tot de keuze van het bevoegde gerecht, moet worden geëerbiedigd, behoudens de exclusieve bevoegdheidsgronden die in deze verordening zijn neergelegd.”
5 Artikel 4, lid 1, van deze verordening bepaalt:
„Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.”
6 Artikel 5, lid 1, van deze verordening luidt als volgt:
„Degenen die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, kunnen slechts voor het gerecht van een andere lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van dit hoofdstuk gegeven regels.”
7 Artikel 25 van dezelfde verordening bepaalt:
„1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
[...]
4. Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de artikelen 15, 19 of 23, of indien de gerechten op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 24 bij uitsluiting bevoegd zijn.
5. Een beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van een overeenkomst, wordt aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst.
[...]”
Nationaal recht
Roemeens recht
8 Artikel 1068, lid 1, van de Lege nr. 134/2010 privind Codul de procedură civilă (wet nr. 134/2010 houdende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) van 1 juli 2010 (opnieuw gepubliceerd in Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 247 van 10 april 2015) (hierna: „Roemeens wetboek van burgerlijke rechtsvordering”) luidt als volgt:
„In vermogensrechtelijke zaken kunnen de partijen overeenkomen welk gerecht bevoegd is om kennis te nemen van een lopend of toekomstig geschil uit een rechtsbetrekking met grensoverschrijdende elementen. De overeenkomst kan schriftelijk worden gesloten, per telegram, telexbericht, telefax of elk ander communicatiemiddel waarbij een schriftelijk bewijs kan worden aangedragen. Indien niet anders wordt bepaald, is de bevoegdheid van het gekozen gerecht exclusief.”
9 Artikel 1071 van dit wetboek bepaalt:
„(1) Het aangezochte gerecht toetst ambtshalve zijn internationale bevoegdheid overeenkomstig de interne bevoegdheidsregels. Indien dit gerecht vaststelt dat het niet bevoegd is en evenmin een ander Roemeens gerecht bevoegd is, verklaart het de Roemeense gerechten onbevoegd om van de rechtsvordering kennis te nemen, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 1070. Tegen de beslissing van het gerecht staat een rechtsmiddel open bij de onmiddellijk hogere rechterlijke instantie.
(2) De internationale onbevoegdheid van de Roemeense gerechten kan in elk stadium van de procedure worden aangevoerd, ook voor het eerst in het kader van een rechtsmiddel. [...]”
Pools recht
10 Artikel 509, lid 2, van de ustawa – Kodeks cywilny (wet houdende het burgerlijk wetboek) van 23 april 1964 (Dz. U. nr. 16, volgnr. 93), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: „Pools burgerlijk wetboek”) bepaalt dat „met de vordering [...] ook de daaraan verbonden rechten over[gaan] op de verkrijger, met name de vordering uit hoofde van vertragingsrente”.
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
11 E.B. en E. PL., twee vennootschappen naar Pools recht, hebben respectievelijk op 24 maart en 24 juli 2017 twee contracten gesloten, waarvan het eerste betrekking had op de voorbereiding van een terrein met het oog op de bouw van een nieuwe fabriek voor de vervaardiging van houtproducten in Polen, en het tweede op de uitvoering van de bouwwerkzaamheden voor deze fabriek. Krachtens deze contracten heeft E. PL. zich ten opzichte van E.B. met name verbonden tot het verlenen van diensten met betrekking tot het ontwerp van het bouwwerk en tot het uitvoeren van funderingswerkzaamheden voor dit bouwwerk.
12 Op 4 maart 2017 heeft E. PL. een onderaannemingscontract gesloten met E. S.A., een vennootschap naar Roemeens recht. Op 10 juli 2017 heeft laatstgenoemde op haar beurt een onderaannemingscontract gesloten met K.P., een vennootschap naar Pools recht (hierna: „betrokken onderaannemingscontract”). Dit laatste contract bevat een forumkeuzebeding volgens hetwelk „alle geschillen worden beslecht door het gerecht van de plaats waar de maatschappelijke zetel van de contractant gelegen is” (hierna: „betrokken forumkeuzebeding”), zonder dat de precieze draagwijdte van de term „contractant” wordt gepreciseerd.
13 De vier contracten waarover sprake is in de vorige twee punten bevatten alle een beding volgens hetwelk zij worden beheerst door het Poolse recht.
14 Bij overeenkomst tot cessie van een vordering van 16 december 2021, gesloten tussen E. S.A. en E.B. met medewerking van E. PL., heeft E. S.A. aan E.B. een vordering tot schadevergoeding overgedragen voor een bedrag van 14 050 878,35 Poolse zloty (PLN) (ongeveer 3 289 311 EUR) (hierna: „betrokken schadevordering”), een vordering die E. S.A. beweerdelijk heeft jegens K.P. wegens de niet-nakoming door laatstgenoemde van haar verplichtingen uit hoofde van het betrokken onderaannemingscontract.
15 Op 21 december 2021 heeft E.B. bij de Tribunal Specializat Cluj (bijzondere rechter Cluj, Roemenië) beroep ingesteld tegen K.P. met het oog op de invordering van de betrokken schadevordering, vermeerderd met vertragingsrente. Ter ondersteuning van dit beroep heeft E.B. zowel de contractuele aansprakelijkheid als de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van K.P. aangevoerd. Ter rechtvaardiging voor het adiëren van de Tribunal Specializat Cluj heeft E.B. verwezen naar het betrokken forumkeuzebeding. Zij was van mening dat deze bijzondere rechter bevoegd was als gerecht in het rechtsgebied waar E. S.A. haar zetel had.
16 Als verweer heeft K.P. een exceptie van internationale onbevoegdheid van de Roemeense gerechten opgeworpen. Wat enerzijds de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad betreft, heeft K.P. aangevoerd dat het betrokken forumkeuzebeding ter zake niet van toepassing was en dat overeenkomstig artikel 7, punt 2 van de Brussel I bis-verordening de Poolse gerechten bevoegd waren, aangezien het vermeende schadebrengende feit zich in Polen heeft voorgedaan. Wat anderzijds de contractuele aansprakelijkheid betreft, heeft K.P. betoogd dat E.B. zich niet kon beroepen op het betrokken forumkeuzebeding omdat zij een derde was ten opzichte van het betrokken onderaannemingscontract.
17 Bij uitspraak van 19 december 2022 heeft de Tribunal Specializat Cluj deze exceptie aanvaard en bijgevolg het beroep verworpen wegens onbevoegdheid van de Roemeense gerechten. Op 11 april 2023 heeft E.B. hoger beroep ingesteld bij de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië), de verwijzende rechter.
18 E.B. stelt in wezen dat de instemming met een forumkeuzebeding door de cessionaris van een vordering die voortvloeit uit het contract waarin dat beding is opgenomen, ongeacht het tijdstip waarop die cessionaris zijn instemming betuigt, volstaat opdat dit beding gevolgen sorteert. De oorspronkelijke medecontractant van de cedent, aan wie dat beding wordt tegengeworpen, hoeft immers niet opnieuw toestemming te geven daar hij dit reeds heeft gedaan bij het sluiten van dat contract. In een dergelijk geval hoeft het door dat beding aangewezen nationale gerecht niet meer te onderzoeken of die cessionaris in de rechten en verplichtingen van de cedent is gesubrogeerd, aangezien een dergelijk onderzoek alleen relevant is in een situatie waarin de gecedeerde schuldenaar zich tegenover die cessionaris wil beroepen op een forumkeuzebeding dat is opgenomen in het contract uit hoofde waarvan de overgedragen vordering is ontstaan. In casu is E.B., in haar hoedanigheid van cessionaris van de betrokken schadevordering, niet alleen niet gekant tegen de toepassing van het betrokken forumkeuzebeding, maar beroept zij zich er zelfs op. Aangezien E.B. de cessionaris is van een vordering die voortvloeit uit het betrokken onderaannemingscontract waarin dat beding is opgenomen, is er voorts geen reden om de rechtspraak van het Hof toe te passen die betrekking heeft op situaties waarin de derde geen enkele band had met het forumkeuzebeding dat een van de oorspronkelijke contractpartijen tegen hem wilde inroepen.
19 K.P. voert aan dat een forumkeuzebeding alleen gevolgen kan sorteren tussen de oorspronkelijke partijen bij het contract en niet ten aanzien van een derde, zoals de cessionaris van een vordering die voortvloeit uit dat contract, gezien het persoonsgebonden karakter van een dergelijk beding, dat het resultaat is van de onderhandelingen tussen die oorspronkelijke partijen. In geval van een geding moet dus worden nagegaan of de cessionaris van de vordering die voortvloeit uit het oorspronkelijke contract en de gecedeerde schuldenaar gebonden zijn aan het in dat contract opgenomen forumkeuzebeding, waarbij dat afzonderlijk moet worden onderzocht aangezien dat beding autonoom is ten opzichte van dat contract. Bovendien kan op grond van het beginsel van de wilsautonomie een derde zich niet op een forumkeuzebeding beroepen tegen de ondertekenaar van dat beding, omdat diens instemming met dat beding is uitgedrukt in het licht van de rechtsbetrekking met zijn medecontractant en beperkt is tot zijn betrekkingen met deze laatste. Aangezien artikel 25 van de Brussel I bis-verordening, dat betrekking heeft op forumkeuzebedingen, een afwijking vormt van de bevoegdheidsregels van die verordening en dus strikt moet worden uitgelegd en toegepast, dient ten slotte te worden geoordeeld dat het bestaan van een „overeenkomst tussen partijen tot aanwijzing van een gerecht van een lidstaat voor de kennisneming van geschillen naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking” in de zin van die bepaling met betrekking tot de partijen bij het geding zelf moet worden vastgesteld.
20 De verwijzende rechter wijst erop dat in casu enerzijds E.B. als cessionaris van de betrokken schadevordering zich beroept op het betrokken forumkeuzebeding en dus gebruik maakt van een aan het betrokken onderaannemingscontract verbonden recht dat zij wil doen gelden tegenover K.P. als gecedeerde schuldenaar die aanvankelijk met dat beding heeft ingestemd door dat contract te ondertekenen. Anderzijds is E.B. evenwel als cessionaris van alleen deze vordering niet in alle rechten en verplichtingen van E. S.A. uit hoofde van dat contract gesubrogeerd.
21 Voorts wijst deze rechter er op dat krachtens artikel 509, lid 2, van het Poolse burgerlijk wetboek, waarnaar E.B. ter ondersteuning van haar hoger beroep verwijst en zoals uitgelegd door de Sąd Najwyższy (hoogste rechterlijke instantie in burgerlijke en strafzaken, Polen), de cessie van een vordering niet alleen leidt tot de overgang van de vordering zelf naar het vermogen van de cessionaris, maar ook tot de overgang van de daaraan verbonden rechten, waaronder het recht om de toepassing te eisen van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht die is opgenomen in het contract waarvan de niet-uitvoering aanleiding heeft gegeven tot de vordering in kwestie. De overdracht van de vordering houdt daarentegen niet in dat de verplichtingen die de cedent jegens de gecedeerde schuldenaar had, op de cessionaris overgaan.
22 Tegen deze achtergrond vraagt de verwijzende rechter of artikel 25 van de Brussel I bis-verordening aldus moet worden uitgelegd dat de beoordelingscriteria die in de rechtspraak van het Hof zijn ontwikkeld om te bepalen of een forumkeuzebeding geldt in de betrekking tussen een van de oorspronkelijke partijen bij het contract waarin dat beding is opgenomen en een derde, van toepassing zijn in een situatie als die welke aan de orde is in de bij hem aanhangige zaak.
23 In dit verband benadrukt de verwijzende rechter dat, anders dan de onderhavige zaak, de zaken die hebben geleid tot de arresten van 7 februari 2013, Refcomp (C‑543/10, EU:C:2013:62); 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), en 18 november 2020, DelayFix (C‑519/19, EU:C:2020:933), betrekking hadden op een forumkeuzebeding dat werd tegengeworpen aan een derde die daar niet aanvankelijk mee had ingestemd en die zich tegen de toepassing ervan verzette.
24 Evenzo merkt de verwijzende rechter op dat, hoewel in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest van 28 juni 2017, Leventis en Vafeias (C‑436/16, EU:C:2017:497), de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht werd ingeroepen door een derde die geen partij was bij het contract waarin die overeenkomst was opgenomen, die derde echter met de oorspronkelijke partijen bij het contract geen enkele functionele relatie had die de overname van de uit dat contract of die overeenkomst voortvloeiende rechten kon rechtvaardigen. Bovendien kan de rechtspraak van het Hof met betrekking tot zaken op gespecialiseerde gebieden, met name die van cognossementen, verzekeringsovereenkomsten en vennootschapsovereenkomsten, niet algemeen worden toegepast op alle soorten overeenkomsten.
25 Volgens de verwijzende rechter vloeit uit het beginsel van de wilsautonomie voort dat een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht alleen rechtsgevolgen kan hebben in de betrekking tussen de partijen die daar aanvankelijk mee hadden ingestemd. Hij is dan ook van mening dat een derde die geen partij is bij het contract waarin die overeenkomst is opgenomen, zich niet op die overeenkomst kan beroepen, zelfs indien hij bepaalde vorderingsrechten verkrijgt die voortvloeien uit dat contract.
26 Ten slotte vraagt de verwijzende rechter of het verzet van de oorspronkelijke medecontractant doorslaggevend is bij de beoordeling van de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding dat is opgenomen in het contract dat hij had gesloten met de cedent van een vordering die is ontstaan wegens de niet-uitvoering van dat contract, waarbij dat beding wordt aangevoerd door een derde als cessionaris van die vordering. Deze rechter wenst tevens te vernemen of, in voorkomend geval, de gecedeerde schuldenaar in zijn hoedanigheid van oorspronkelijke medecontractant opnieuw zijn instemming met dat beding moet betuigen opdat die derde zich daar rechtsgeldig op kan beroepen.
27 Tegen deze achtergrond heeft de Curte de Apel Cluj de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
„1) Kan artikel 25 van [de Brussel I bis-verordening] aldus worden uitgelegd dat de cessionaris van een vordering die voortvloeit uit een contract voor de uitvoering van werken zich jegens de oorspronkelijke contractpartij kan beroepen op het in dat contract opgenomen forumkeuzebeding, wanneer volgens het ten gronde toepasselijke nationale recht bij de cessieovereenkomst de vordering en de nevenvorderingen ervan zijn overgedragen, maar niet de verplichtingen die uit het contract voortvloeien?
2) Is het in een dergelijk geval voor de bepaling van het bevoegde gerecht van belang dat de partij die het forumkeuzebeding heeft ondertekend en tegen wie de rechtsvordering is gericht, zich tegen de toepassing daarvan verzet? Kan de cessionaris, een derde, zich slechts op het forumkeuzebeding beroepen indien die partij vóór of ten tijde van het instellen van de rechtsvordering opnieuw haar instemming verleent?”
Beantwoording van de prejudiciële vragen
28 Met zijn vragen, die samen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening aldus moet worden uitgelegd dat een derde als cessionaris van een schadevordering die voortvloeit uit de niet-uitvoering van een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, zich op dat beding kan beroepen jegens de oorspronkelijke medecontractant als gecedeerde schuldenaar van die vordering, met het oog op de invordering van die schadevordering en zonder de toestemming van die schuldenaar, in een situatie waarin volgens het op dat contract toepasselijke nationale recht, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, een cessie van een vordering niet alleen leidt tot de overgang van de vordering zelf naar het vermogen van de cessionaris, maar ook tot de overgang van de daaraan verbonden rechten, waaronder het recht om de toepassing te eisen van een in dat contract opgenomen overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht.
29 Artikel 25, lid 1, eerste zin, van de Brussel I bis-verordening bepaalt dat „[i]ndien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, [...] dit gerecht of [...] de gerechten van die lidstaat bevoegd [zijn], tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft”.
30 Deze bepaling preciseert dus niet of een forumkeuzebeding buiten de kring van partijen bij een overeenkomst kan worden overgedragen aan een derde die partij is bij een latere overeenkomst en geheel of gedeeltelijk in de rechten en verplichtingen van een van de partijen bij de oorspronkelijke overeenkomst treedt (arrest van 25 april 2024, Maersk en Mapfre España, C‑345/22–C‑347/22, EU:C:2024:349, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en evenmin of een derde dat beding kan tegenwerpen aan een van die oorspronkelijke partijen.
31 Dit neemt niet weg dat artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening ondubbelzinnig de materiële geldigheidsvoorwaarde stelt dat de partijen een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben „aangewezen” (zie in die zin arrest van 27 februari 2025, Società Italiana Lastre, C‑537/23, EU:C:2025:120, punt 35).
32 Volgens vaste rechtspraak moeten de voorwaarden van artikel 25 van de Brussel I bis-verordening strikt worden uitgelegd, daar dat artikel afwijkt van zowel de in artikel 4 van die verordening vastgelegde regel dat de gerechten van de woonplaats van de verweerder bevoegd zijn als de regel dat de bijzondere bevoegdheden worden bepaald in de artikelen 7 tot en met 9 van die verordening (arrest van 27 februari 2025, Società Italiana Lastre, C‑537/23, EU:C:2025:120, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
33 Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de aangezochte rechter dus in limine litis moet nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen de oorspronkelijke contractpartijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen, waarbij de vormvereisten van artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening er in dat verband toe strekken te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat. Hieruit volgt dat een forumkeuzebeding in een contract in beginsel enkel rechtsgevolgen kan hebben in de betrekkingen tussen de partijen die met het sluiten van dat contract hebben ingestemd (zie in die zin arrest van 18 november 2020, DelayFix, C‑519/19, EU:C:2020:933, punten 41 en 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34 Niettemin volgt uit de rechtspraak van het Hof dat een beding waarmee een derde die geen contractpartij is niet heeft ingestemd, hem enkel kan worden tegengeworpen wanneer hij overeenkomstig het ten gronde toepasselijke nationale recht, zoals vastgesteld volgens de regels van internationaal privaatrecht van het aangezochte gerecht, in alle rechten en verplichtingen van de andere oorspronkelijke contractpartij is getreden (zie in die zin arresten van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 65, en 18 november 2020, DelayFix, C‑519/19, EU:C:2020:933, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
35 Omgekeerd moet een derde die geen partij is bij het contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, zich dus kunnen beroepen op dat beding jegens een oorspronkelijke partij bij dat contract onder dezelfde voorwaarden als die waaronder laatstgenoemde hem dat beding zou kunnen tegenwerpen, te weten wanneer hij in alle rechten en verplichtingen van de andere oorspronkelijke partij bij dat contract is getreden.
36 Anders zouden immers aan de oorspronkelijke medecontractant als gecedeerde schuldenaar meer rechten worden toegekend dan hij had vóór de cessie van de vordering, aangezien hij na die cessie ervoor zou kunnen kiezen om niet meer gebonden te zijn door de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht die hij met de cedent had gesloten (zie naar analogie arrest van 25 april 2024, Maersk en Mapfre España, C‑345/22–C‑347/22, EU:C:2024:349, punt 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
37 Die oplossing is noodzakelijk gezien de door de Brussel I bis-verordening nagestreefde doelstellingen, zoals die met name voortvloeien uit de overwegingen 15 en 16 ervan. Daaruit blijkt dat de Uniewetgever bevoegdheidsregels heeft willen aannemen die in hoge mate voorspelbaar en transparant zijn, met het oog op het versterken van de rechtszekerheid en het vergemakkelijken van de goede rechtsbedeling. Aldus heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat ter bevordering van die doelstellingen, en in het bijzonder die van de rechtszekerheid, de rechtsbescherming van de in de Europese Unie gevestigde personen moet worden vergroot door te verzekeren dat de eiser gemakkelijk kan bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken en de verweerder redelijkerwijs kan voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen (zie in die zin arrest van 27 februari 2025, Società Italiana Lastre, C‑537/23, EU:C:2025:120, punten 38 en 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
38 Die doelstellingen zouden echter in het gedrang kunnen komen indien de tegenwerpbaarheid van een forumkeuzebeding in de betrekking tussen een van de oorspronkelijke partijen bij het contract waarin dat beding is opgenomen en een derde die geen partij is bij dat contract, afhangt van de vraag of een van die oorspronkelijke partijen dan wel die derde zich als eerste op dat beding beroept door zich tot de aangewezen rechter te wenden. Dat zou het geval zijn indien die derde zich niet op dat beding zou kunnen beroepen ten aanzien van die oorspronkelijke partijen onder dezelfde voorwaarden als die waaronder laatstgenoemden overeenkomstig de in punt 34 hierboven aangehaalde rechtspraak datzelfde beding aan hem zouden kunnen tegenwerpen.
39 Hieruit volgt dat in een situatie waarin een oorspronkelijke partij bij een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, niet ermee heeft ingestemd dat dit beding tegen haar wordt ingeroepen door een derde die geen partij is bij dat contract, deze derde zich niettemin op dat beding kan beroepen jegens die oorspronkelijke partij indien hij in alle uit dat contract voortvloeiende rechten en verplichtingen van de andere oorspronkelijke contractpartij is getreden.
40 In casu, onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter, is het niet alleen zo dat K.P., in haar hoedanigheid van gecedeerde schuldenaar van de berokken schadevordering, niet uitdrukkelijk ermee heeft ingestemd dat het betrokken forumkeuzebeding tegen haar wordt ingeroepen door E.B., maar is deze laatste ook niet in alle uit het betrokken onderaannemingscontract voortvloeiende rechten en verplichtingen van E. S.A. getreden. Uit het dossier waarover het Hof beschikt blijkt immers dat E. S.A. alleen de betrokken schadevordering aan E.B heeft overgedragen.
41 Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte informatie legt de Sąd Najwyższy evenwel in zijn rechtspraak artikel 509, lid 2, van het Poolse burgerlijk wetboek – dat van toepassing is op alle contracten die tussen de partijen in het hoofgeding zijn gesloten, zoals blijkt uit punt 13 van het onderhavige arrest – aldus uit dat de cessie van een vordering niet alleen leidt tot de overgang van de vordering zelf naar het vermogen van de cessionaris, maar ook tot de overgang van de rechten die zijn verbonden aan die vordering (in casu de betrokken schadevordering), waaronder het recht om de toepassing te eisen van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht die is opgenomen in het contract waarvan de niet-uitvoering aanleiding heeft gegeven tot de vordering in kwestie.
42 De verwijzende rechter wenst derhalve te vernemen of artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening in de weg staat aan die nationale rechtspraak, waaruit volgt dat aan de oorspronkelijke medecontractant als gecedeerde schuldenaar rechtsgeldig een forumkeuzebeding kan worden tegengeworpen door een derde die geen partij is bij het contract waarin dat beding is opgenomen, in zijn hoedanigheid van cessionaris van een uit dat contract voortvloeiende vordering, terwijl die medecontractant er niet mee heeft ingestemd dat dit beding hem door die derde wordt tegengeworpen.
43 Overeenkomstig de in punt 33 hierboven uiteengezette rechtspraak van het Hof kan een in een contract opgenomen forumkeuzebeding in beginsel enkel rechtsgevolgen hebben in de betrekkingen tussen de partijen die met het sluiten van dat contract hebben ingestemd. Gepreciseerd dient evenwel te worden dat die rechtspraak strekt tot bescherming van derden die geen partij zijn bij dat contract, en niet zozeer van de oorspronkelijke contractpartijen.
44 Voor zover kan worden vastgesteld dat de oorspronkelijke contractpartijen daadwerkelijk ermee hebben ingestemd om gebonden te zijn aan het forumkeuzebeding voor geschillen die ontstaan naar aanleiding van het contract waarin dat beding is opgenomen (zie in die zin arrest van 25 april 2024, Maersk en Mapfre España, C‑345/22–C‑347/22, EU:C:2024:349, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak), bevinden die oorspronkelijke partijen zich immers niet in een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van een derde die geen partij is bij dat contract, aan wie een uit dat contract voortvloeiende vordering is overgedragen maar die niet heeft ingestemd met dat beding, zodat hun niet dezelfde bescherming hoeft te worden toegekend als aan een dergelijke derde.
45 Zoals blijkt uit de rechtspraak van het Hof betreffende artikel 23, lid 1, van de Brussel I-verordening heeft voorts de beperking van de draagwijdte van een forumkeuzebeding tot de geschillen die zijn ontstaan in de rechtsbetrekking naar aanleiding waarvan dat beding is overeengekomen tot doel te vermijden dat een partij wordt verrast doordat een bepaald gerecht is aangewezen om kennis te nemen van geschillen die hun oorsprong vinden in andere betrekkingen dan die naar aanleiding waarvan de forumkeuze is bedongen (zie in die zin arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide, C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 68 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Aangezien artikel 25 van de Brussel I bis-verordening, dat volgens de tabel in bijlage III bij deze verordening overeenkomt met artikel 23 van de Brussel I-verordening, ook de woorden „geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan” bevat, kan deze rechtspraak worden toegepast op artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening (zie in die zin arrest van 27 februari 2025, Società Italiana Lastre, C‑537/23, EU:C:2025:120, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
46 Een geschil betreffende de invordering van een schadevordering op grond van de aansprakelijkheid van een van de oorspronkelijke partijen bij het contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen wegens een onrechtmatige niet-nakoming van dat contract, vindt wel degelijk zijn oorsprong in de rechtsbetrekking naar aanleiding waarvan dat beding is overeengekomen, zodat die oorspronkelijke partij niet verrast mag zijn dat zij voor het in dat beding aangewezen gerecht wordt opgeroepen met het oog op die invordering, ook al is deze schadevordering overgedragen aan een derde die geen partij is bij het contract.
47 Bovendien blijkt uit de in punt 36 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak dat moet worden vermeden dat de cessie van een vordering die voortvloeit uit het contract waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke medecontractant van de cedent meer rechten worden toegekend dan hij vóór die cessie had.
48 Bijgevolg moet worden geoordeeld dat bij cessie van een vordering die voortvloeit uit een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, de gecedeerde schuldenaar, de oorspronkelijke medecontractant van de cedent, in beginsel gebonden moet blijven aan dat beding.
49 Dit neemt niet weg dat, ten eerste, die oorspronkelijke medecontractant door de cessie van de vordering niet in een minder gunstige positie mag worden gebracht. Met andere woorden, dat beding dient aldus te worden uitgelegd dat elke situatie wordt vermeden waarin die medecontractant zou kunnen worden opgeroepen voor andere gerechten dan die welke door de andere oorspronkelijke contractpartij hadden kunnen worden aangezocht op grond van dat beding.
50 Een dergelijke uitlegging draagt immers bij tot de verwezenlijking van de in punt 37 hierboven in herinnering gebrachte doelstelling van rechtszekerheid van de Brussel I bis-verordening, doordat zij de verweerder de zekerheid biedt dat hij redelijkerwijs kan voorzien voor welk gerecht hij zal worden opgeroepen, ongeacht of een vordering die voortvloeit uit het contract waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, al dan niet is overgedragen.
51 Bovendien moet worden opgemerkt dat de Brussel I bis-verordening, net als de Brussel I-verordening die zij heeft vervangen, tot doel heeft de eerbiediging van de rechten van de verdediging te waarborgen, een juist evenwicht tussen de rechten van de verzoeker en die van de verweerder te verzekeren en de verweerders die hun woonplaats op het grondgebied van de Unie hebben, zo veel mogelijk te beschermen (zie in die zin arrest van 17 november 2011, Hypoteční banka, C‑327/10, EU:C:2011:745, punten 33, 46 en 48). Die doelstellingen komen met name tot uiting in artikel 4, lid 1, van de Brussel I bis-verordening, door het beginsel dat personen die hun woonplaats hebben op het grondbied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat, en in artikel 5, lid 1, van die verordening door een beperking van de situaties waarin personen die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, bij wijze van uitzondering voor de gerechten van een andere lidstaat kunnen worden opgeroepen.
52 Ten tweede kunnen de oorspronkelijke partijen bij een contract van meet af aan uitdrukkelijk overeenkomen dat het in dat contract opgenomen forumkeuzebeding niet aan hen kan worden tegengeworpen in geval van cessie aan een derde van een uit dat contract voortvloeiende vordering.
53 Uit overweging 19 van de Brussel I bis-verordening blijkt immers dat de Uniewetgever voorrang heeft willen geven aan de eerbiediging van het beginsel van de wilsautonomie, zodat de keuze van de partijen moet worden gevolgd, behoudens ten eerste de uitzonderingen die zijn vastgesteld in artikel 25, lid 4, van die verordening, gelezen in samenhang met de artikelen 15, 19 en 23 ervan, inzake verzekerings-, consumenten‑ en arbeidsovereenkomsten, en ten tweede de exclusieve bevoegdheid van de gerechten op grond van dat artikel 25, lid 4, gelezen in samenhang met artikel 24 van die verordening (zie in die zin arrest van 27 februari 2025, Società Italiana Lastre, C‑537/23, EU:C:2025:120, punten 56 en 64).
54 Daarentegen blijkt uit punt 48 van het onderhavige arrest dat, bij gebreke van een dergelijke uitdrukkelijke overeenkomst, bij cessie van een vordering die voortvloeit uit een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, de gecedeerde schuldenaar, de oorspronkelijke medecontractant van de cedent, gebonden moet blijven aan dat beding en zich niet eenzijdig tegen de toepassing ervan kan verzetten wanneer de cessionaris van die vordering zich tot het in dat beding aangewezen gerecht wendt voor de invordering ervan.
55 In casu zijn E. S.A. en K.P., als oorspronkelijke partijen bij het betrokken onderaannemingscontract, door middel van het betrokken forumkeuzebeding overeengekomen dat „het gerecht van de plaats waar de maatschappelijke zetel van de contractant gelegen is” bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen die naar aanleiding van dat contract ontstaan, waaronder de betrokken schadevordering die voortvloeit uit dat contract. Ten eerste blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat E.B. als cessionaris van die vordering hetzelfde gerecht heeft aangezocht als hetwelk door E. S.A. had kunnen worden aangezocht op grond van dat beding indien laatstgenoemde vennootschap die vordering niet had overgedragen, zodat K.P. niet in een minder gunstige situatie lijkt te zijn gebracht door die cessie. Ten tweede blijkt niet uit het dossier waarover het Hof beschikt dat die oorspronkelijke partijen zijn overeengekomen dat in geval van cessie van een vordering die voortvloeit uit het betrokken onderaannemingscontract, dat beding niet aan hen kan worden tegengeworpen door de cessionaris. Onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter lijkt het er dus op dat in het kader van het hoofdgeding E.B. dat beding tegen K.P. kan inroepen teneinde de betrokken schadevordering te innen.
56 Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening aldus moet worden uitgelegd dat een derde als cessionaris van een schadevordering die voortvloeit uit de niet-uitvoering van een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, zich op dat beding kan beroepen jegens de oorspronkelijke medecontractant als gecedeerde schuldenaar van die vordering, onder dezelfde voorwaarden als die waaronder de andere oorspronkelijke partij bij dat contract zich daarop had kunnen beroepen jegens die medecontractant, met het oog op de invordering van die schadevordering en zonder de toestemming van die schuldenaar, in een situatie waarin volgens het op dat contract toepasselijke nationale recht, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, een cessie van een vordering niet alleen leidt tot de overgang van de vordering zelf naar het vermogen van de cessionaris, maar ook tot de overgang van de daaraan verbonden rechten, waaronder het recht om de toepassing te eisen van een in dat contract opgenomen overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht, tenzij de oorspronkelijke partijen bij het contract uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat dit beding niet aan hen kan worden tegengeworpen in geval van cessie aan een derde van een uit dat contract voortvloeiende vordering.
Kosten
57 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 25, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
moet aldus worden uitgelegd dat
een derde als cessionaris van een schadevordering die voortvloeit uit de niet-uitvoering van een contract waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, zich op dat beding kan beroepen jegens de oorspronkelijke medecontractant als gecedeerde schuldenaar van die vordering, onder dezelfde voorwaarden als die waaronder de andere oorspronkelijke partij bij dat contract zich daarop had kunnen beroepen jegens die medecontractant, met het oog op de invordering van die schadevordering en zonder de toestemming van die schuldenaar, in een situatie waarin volgens het op dat contract toepasselijke nationale recht, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, een cessie van een vordering niet alleen leidt tot de overgang van de vordering zelf naar het vermogen van de cessionaris, maar ook tot de overgang van de daaraan verbonden rechten, waaronder het recht om de toepassing te eisen van een in dat contract opgenomen overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht, tenzij de oorspronkelijke partijen bij het contract uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat dit beding niet aan hen kan worden tegengeworpen in geval van cessie aan een derde van een uit dat contract voortvloeiende vordering.
ondertekeningen
* Procestaal: Roemeens.