EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0575

Zaak T-575/22: Beroep ingesteld op 16 september 2022 — Robin Wood e.a. / Commissie

PB C 482 van 19.12.2022, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 482/21


Beroep ingesteld op 16 september 2022 — Robin Wood e.a. / Commissie

(Zaak T-575/22)

(2022/C 482/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Robin Wood — Gewaltfreie Aktionsgemeinschaft für Natur und Umwelt eV (Hamburg, Duitsland) en zes anderen (vertegenwoordiger: C. Baldon, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de Commissie met referentie Ares(2022)4939323 van 6 juli 2022 waarbij de Commissie het op 3 februari 2022 door de verzoekende partijen krachtens artikel 10 van de Aarhus-verordening ingediende verzoek tot interne herziening heeft afgewezen, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen de volgende middelen aan.

1.

Zij voeren zes middelen aan in verband met “bosbouwactiviteiten”, namelijk dat het bestreden besluit blijk geeft van:

onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten met betrekking tot de criteria om te bepalen wanneer een activiteit een wezenlijke bijdrage levert aan de beperking van klimaatverandering;

onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten met betrekking tot de vrijstelling van de analyse van de klimaatvoordelen voor bosbouwbedrijven van minder dan 13 ha in de criteria voor een wezenlijke bijdrage aan de beperking van klimaatverandering;

onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten met betrekking tot de criteria om te bepalen of een activiteit de aanpassing aan de klimaatverandering niet wezenlijk in gevaar brengt;

onjuiste rechtsopvattingen met betrekking tot de criteria om te bepalen of een activiteit de overgang naar een circulaire economie niet wezenlijk in gevaar brengt;

onjuiste rechtsopvattingen met betrekking tot de criteria om te bepalen of een activiteit de beperking van de klimaatverandering niet wezenlijk in gevaar brengt;

onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten met betrekking tot de criteria om te bepalen of een activiteit de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen niet wezenlijk in gevaar brengt.

2.

De verzoekende partijen voeren zes middelen aan in verband met “bosbouwactiviteiten op het gebied van bio-energie”, namelijk dat het bestreden besluit blijk geeft van:

kennelijke beoordelingsfouten doordat wordt vastgesteld dat de “wezenlijke bijdrage tot de beperking van de klimaatverandering”-criteria toereikend zijn om te bepalen of een activiteit een wezenlijke bijdrage levert tot de beperking van klimaatverandering;

onjuiste rechtsopvattingen met betrekking tot de normen voor de vaststelling van de technische controlecriteria;

kennelijke beoordelingsfouten doordat wordt geoordeeld dat de “substantiële bijdrage tot de beperking van de klimaatverandering”-criteria voor bosbouwactiviteiten op het gebied van bio-energie gebaseerd zijn op overtuigend wetenschappelijk bewijs en op het voorzorgsbeginsel;

kennelijke beoordelingsfouten doordat wordt vastgesteld dat de “geen wezenlijk gevaar”-criteria voor bosbouwactiviteiten op het gebied van bio-energie waarborgen dat deze activiteiten de andere milieudoelstellingen van verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 (1) niet wezenlijk in gevaar brengen;

onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten wat betreft de criteria voor de wezenlijke bijdrage tot de aanpassing aan de klimaatverandering;

onjuiste rechtsopvattingen en beoordelingsfouten bij de toepassing van de Overeenkomst van Parijs en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering.


(1)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van verordening (EU) 2019/2088 (PB 2020, L 198, blz. 13).


Top