Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0022

    Zaak T-22/22: Beroep ingesteld op 13 januari 2022 — AL / Raad

    PB C 109 van 7.3.2022, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 109 van 7.3.2022, p. 13–14 (GA)

    7.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 109/28


    Beroep ingesteld op 13 januari 2022 — AL / Raad

    (Zaak T-22/22)

    (2022/C 109/38)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: AL (vertegenwoordiger: R. Rata, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    primair, het besluit van de verwerende partij van 27 september 2021 om verzoeker van zijn ambt te ontheffen nietig verklaren;

    verzoeker in zijn vorige post en positie opnieuw in dienst nemen als ambtenaar van het secretariaat-generaal;

    het dossier terugzenden aan het secretariaat-generaal voor de heropening van de tuchtprocedure overeenkomstig artikel 28 van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut in het licht van alle feiten die zijn vastgesteld in besluiten van het tot aanstelling bevoegd gezag die dateren van na het bestreden besluit;

    ambtshalve enige andere kwestie van openbaar belang aan de orde stellen;

    de verwerende partij verwijzen in haar eigen kosten en in de kosten van verzoeker.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij dertien middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 22, lid 1, van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut en onbehoorlijk bestuur.

    2.

    Tweede middel: schending van artikel 10, onder a), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) de straf niet evenredig is aan de aard van de vermeende fout (voor wat betreft de toelagen die zijn ontvangen voor verzoekers moeder als ten laste komend kind) en de omstandigheden waarin de vermeende fout is gemaakt; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    3.

    Derde middel, schending van artikel 10, onder a), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) de straf niet evenredig is aan de aard van de fout (voor wat betreft de toelagen die zijn ontvangen voor de wezenzorg van A en B) en de omstandigheden waarin de vermeende fout is gemaakt; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    4.

    Vierde middel schending van artikel 10, onder a), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) de straf niet evenredig is aan de aard van de fout (voor wat betreft de in 2014 ingediende verzoeken voor erkenning van de hoedanigheid van ten laste komend kind voor C en D) en de omstandigheden waarin de vermeende fout is gemaakt; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan schending van artikel 10, onder b), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) door de vermeende fout geen schade is toegebracht aan de integriteit, de reputatie en de belangen van het secretariaat-generaal van de Raad; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    6.

    Zesde middel, ontleend aan schending van artikel 10, onder c), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) bij het begaan van de fout geen sprake was van opzet maar veeleer van nalatigheid; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust en in strijd is met artikel 85 van het Ambtenarenstatuut, aangezien er geen sprake was van opzet om de administratie te misleiden.

    7.

    Zevende middel, ontleend aan schending van artikel 10, onder d), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) de onrechtmatige gedraging vooral was ingegeven door de belangen en het welzijn van de kinderen; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    8.

    Achtste middel: schending van artikel 10, onder e), van bijlage IX bij het Statuut, voor zover (i) verzoekers rang en anciënniteit matig tot laag waren; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    9.

    Negende middel: schending van artikel 10, onder g), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) het niveau van verzoekers taken en verantwoordelijkheden matig tot laag waren; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    10.

    Tiende middel: schending van artikel 10, onder h), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) bij het onrechtmatig gedrag geen sprake was van recidive; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    11.

    Elfde middel: schending van artikel 10, onder i), van bijlage IX bij het Ambtenarenstatuut, voor zover (i) verzoekers gedrag gedurende zijn loopbaan tot dusver onberispelijk is geweest; (ii) het bestreden besluit niet is gemotiveerd; (iii) in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het vermoeden van onschuld, en (iv) het bestreden besluit op een kennelijk onjuiste beoordeling berust.

    12.

    Twaalfde middel: schending van de beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen en van behoorlijk bestuur.

    13.

    Dertiende middel: niet-nakoming van de verplichting om rekening te houden met het welzijn van de ambtenaar en met degenen die van hem afhankelijk zijn.


    Top