Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0779

    Zaak C-779/22, Banco Santander: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo (Spanje) op 22 december 2022 — M.C.S. / Banco Santander, SA

    PB C 173 van 15.5.2023, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.5.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 173/11


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo (Spanje) op 22 december 2022 — M.C.S. / Banco Santander, SA

    (Zaak C-779/22, Banco Santander)

    (2023/C 173/17)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Tribunal Supremo

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: M.C.S.

    Verwerende partij: Banco Santander, SA

    Prejudiciële vraag

    Moeten artikel 34, lid 1, onder a) en b), en artikel 53, leden 1 en 3, juncto artikel 60, lid 2, eerste alinea, onder b) en c), van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 (1) aldus worden uitgelegd dat de vordering die of het recht dat zou voortvloeien uit een veroordeling van de rechtsopvolger van Banco Popular op grond van de nietigheid van de verwerving van kapitaalinstrumenten (preferente participaties) die uiteindelijk — voordat de afwikkelingsmaatregelen voor Banco Popular werden vastgesteld (7 juni 2017) — zijn omgezet in aandelen, kan worden aangemerkt als een verplichting die valt onder artikel 53, lid 3, van richtlijn 2014/59 en de daarin geregelde afschrijving, daar het gaat om een “niet-vorderbare” verplichting of vordering, zodat deze als voldaan is te beschouwen en niet kan worden tegengeworpen aan Banco Santander, als rechtsopvolger van Banco Popular, wanneer de vordering waaruit die verplichting zou voortvloeien aanhangig is gemaakt nadat de afwikkeling van de bank reeds had plaatsgevonden?

    Of moeten die bepalingen daarentegen aldus worden uitgelegd dat die vordering of dat recht is aan te merken als een “vorderbare” verplichting (artikel 53, lid 3, van de richtlijn) of een bij de afwikkeling van de bank “reeds te betalen verplichting” [artikel 60, lid 2, eerste alinea, onder b)] en als zodanig is uitgesloten van de gevolgen die verbonden zijn aan de voldoening of annulering van dergelijke verplichtingen of vorderingen, ook al zijn de aandelen afgeschreven en tenietgedaan, zodat die vordering of dat recht kan worden tegengeworpen aan Banco Santander, als rechtsopvolger van Banco Popular, ook wanneer de vordering waaruit de veroordeling tot schadevergoeding zou voortvloeien aanhangig is gemaakt nadat de afwikkeling van de bank reeds had plaatsgevonden?


    (1)  Richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB 2014, L 173, blz. 190).


    Top