Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CB0609

    Zaak C-609/21: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 25 maart 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen IP, DD, ZI, SS, HYA (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Artikel 4, lid 3, VEU – Artikel 267 VWEU – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47, tweede alinea – Artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Inhoud van een verzoek om een prejudiciële beslissing – Nationale regel volgens welke de nationale strafrechter zich moet verschonen omdat hij in het verzoek om een prejudiciële beslissing een standpunt heeft ingenomen over de feiten van de zaak, op straffe van vernietiging van de te wijzen beslissing ten gronde – Artikel 18 VWEU – Artikel 21, lid 2, van het Handvest – Artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie – Verplichting van de nationale rechters om hun lidstaat in kennis te stellen van elk verzoek om een prejudiciële beslissing aan het Hof)

    PB C 198 van 16.5.2022, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 198 van 16.5.2022, p. 12–12 (GA)

    16.5.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 198/13


    Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 25 maart 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen IP, DD, ZI, SS, HYA

    (Zaak C-609/21) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Artikel 4, lid 3, VEU - Artikel 267 VWEU - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 47, tweede alinea - Artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Inhoud van een verzoek om een prejudiciële beslissing - Nationale regel volgens welke de nationale strafrechter zich moet verschonen omdat hij in het verzoek om een prejudiciële beslissing een standpunt heeft ingenomen over de feiten van de zaak, op straffe van vernietiging van de te wijzen beslissing ten gronde - Artikel 18 VWEU - Artikel 21, lid 2, van het Handvest - Artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie - Verplichting van de nationale rechters om hun lidstaat in kennis te stellen van elk verzoek om een prejudiciële beslissing aan het Hof)

    (2022/C 198/19)

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Spetsializiran nakazatelen sad

    Partijen in de strafzaak

    IP, DD, ZI, SS, HYA

    Dictum

    1)

    Artikel 267 VWEU en artikel 94, eerste alinea, onder a), van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, gelezen tegen de achtergrond van artikel 4, lid 3, VEU en van artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regel volgens welke de rechter in strafzaken, wanneer hij zich in het kader van een verzoek om een prejudiciële beslissing aan het Hof uitspreekt over de feiten, zich moet verschonen, op straffe van vernietiging van de te wijzen beslissing ten gronde. Een dergelijke regel moet door deze rechter en door elk orgaan dat bevoegd is om deze toe te passen, buiten beschouwing worden gelaten.

    2)

    Artikel 18 VWEU, artikel 21, lid 2, van het Handvest van de grondrechten en artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegd dat deze niet in de weg staan aan een regeling van een lidstaat die een rechter die het Hof om een prejudiciële beslissing verzoekt, verplicht om een kopie van dit verzoek te doen toekomen aan de autoriteit die de vertegenwoordiging van deze lidstaat bij het Hof verzekert.


    (1)  Datum van neerlegging: 28.9.2021.


    Top