This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0710
Case C-710/21, IEF Service: Judgment of the Court (Seventh Chamber) of 16 February 2023 (request for a preliminary ruling from the Oberster Gerichtshof — Austria) — IEF Service GmbH v HB (Reference for a preliminary ruling — Social policy — Protection of employees in the event of the insolvency of their employer — Directive 2008/94/EC — Article 9(1) — Undertaking that has its registered office in one Member State and offers its services in another Member State — Worker whose place of residence is in that other Member State — Work performed in the Member State in which the worker’s employer has its registered office and, one week out of two, in the Member State in which the worker resides — Determining which Member State’s guarantee institution is responsible for meeting outstanding wage claims)
Zaak C-710/21, IEF Service: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 16 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — IEF Service GmbH / HB (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever – Richtlijn 2008/94/EG – Artikel 9, lid 1 – Onderneming die haar zetel in een lidstaat heeft en haar diensten in een andere lidstaat aanbiedt – In die andere lidstaat wonende werknemer – Werkzaamheden die zijn verricht in de lidstaat waar zijn werkgever zijn zetel heeft en, om de andere week, in de lidstaat waar hij woont – Vaststelling van de lidstaat waarvan het waarborgfonds bevoegd is om onvervulde loonaanspraken te honoreren)
Zaak C-710/21, IEF Service: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 16 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — IEF Service GmbH / HB (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever – Richtlijn 2008/94/EG – Artikel 9, lid 1 – Onderneming die haar zetel in een lidstaat heeft en haar diensten in een andere lidstaat aanbiedt – In die andere lidstaat wonende werknemer – Werkzaamheden die zijn verricht in de lidstaat waar zijn werkgever zijn zetel heeft en, om de andere week, in de lidstaat waar hij woont – Vaststelling van de lidstaat waarvan het waarborgfonds bevoegd is om onvervulde loonaanspraken te honoreren)
PB C 127 van 11.4.2023, p. 13–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
11.4.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 127/13 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 16 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — IEF Service GmbH / HB
(Zaak C-710/21 (1), IEF Service)
(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever - Richtlijn 2008/94/EG - Artikel 9, lid 1 - Onderneming die haar zetel in een lidstaat heeft en haar diensten in een andere lidstaat aanbiedt - In die andere lidstaat wonende werknemer - Werkzaamheden die zijn verricht in de lidstaat waar zijn werkgever zijn zetel heeft en, om de andere week, in de lidstaat waar hij woont - Vaststelling van de lidstaat waarvan het waarborgfonds bevoegd is om onvervulde loonaanspraken te honoreren)
(2023/C 127/14)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberster Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: IEF Service GmbH
Verwerende partij: HB
Dictum
Artikel 9, lid 1, van richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever
moet aldus worden uitgelegd dat
er voor de vaststelling van de lidstaat waarvan het waarborgfonds bevoegd is om onvervulde aanspraken van werknemers te honoreren, van moet worden uitgegaan dat de werkgever die in staat van insolventie verkeert, niet in de zin van deze bepaling activiteiten verricht op het grondgebied van ten minste twee lidstaten wanneer de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer bepaalt dat het centrum van belangen van zijn werkzaamheden en de plaats waar hij zijn arbeid gewoonlijk verricht zich bevinden in de lidstaat waar de werkgever zijn zetel heeft, maar die werknemer voor een gelijk deel van zijn arbeidstijd zijn werkzaamheden op afstand verricht vanuit een andere lidstaat en aldaar zijn hoofdverblijfplaats heeft.