This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0268
Case C-268/21, Norra Stockholm Bygg: Judgment of the Court (Third Chamber) of 2 March 2023 (request for a preliminary ruling from the Högsta domstolen — Sweden) — Norra Stockholm Bygg AB v Per Nycander AB (Reference for a preliminary ruling — Protection of personal data — Regulation (EU) 2016/679 — Article 6(3) and (4) — Lawfulness of processing — Production of a document containing personal data in civil court proceedings — Article 23(1)(f) and (j) — Protection of judicial independence and judicial proceedings — Enforcement of civil law claims — Requirements to be complied with — Having regard to the interests of the data subjects — Balancing of the opposing interests involved — Article 5 — Minimisation of personal data — Charter of Fundamental Rights of the European Union — Article 7 — Right to respect for private life — Article 8 — Right to protection of personal data — Article 47 — Right to effective judicial protection — Principle of proportionality)
Zaak C-268/21, Norra Stockholm Bygg: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstolen — Zweden) — Norra Stockholm Bygg AB / Per Nycander AB [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 6, leden 3 en 4 – Rechtmatigheid van de verwerking – Overlegging van een document dat persoonsgegevens bevat in het kader van een civiele gerechtelijke procedure – Artikel 23, lid 1, onder f) en j) – Bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures – Inning van civielrechtelijke vorderingen – Vereisten waaraan moet worden voldaan – Inaanmerkingneming van het belang van de betrokkenen – Afweging van de in het geding zijnde tegengestelde belangen – Artikel 5 – Minimale persoonsgegevensverwerking – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 7 – Recht op eerbiediging van het privéleven – Artikel 8 – Recht op bescherming van persoonsgegevens – Artikel 47 – Recht op daadwerkelijke rechtsbescherming – Evenredigheidsbeginsel]
Zaak C-268/21, Norra Stockholm Bygg: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstolen — Zweden) — Norra Stockholm Bygg AB / Per Nycander AB [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 6, leden 3 en 4 – Rechtmatigheid van de verwerking – Overlegging van een document dat persoonsgegevens bevat in het kader van een civiele gerechtelijke procedure – Artikel 23, lid 1, onder f) en j) – Bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures – Inning van civielrechtelijke vorderingen – Vereisten waaraan moet worden voldaan – Inaanmerkingneming van het belang van de betrokkenen – Afweging van de in het geding zijnde tegengestelde belangen – Artikel 5 – Minimale persoonsgegevensverwerking – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 7 – Recht op eerbiediging van het privéleven – Artikel 8 – Recht op bescherming van persoonsgegevens – Artikel 47 – Recht op daadwerkelijke rechtsbescherming – Evenredigheidsbeginsel]
PB C 155 van 2.5.2023, p. 8–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/8 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstolen — Zweden) — Norra Stockholm Bygg AB / Per Nycander AB
(Zaak C-268/21 (1), Norra Stockholm Bygg)
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van persoonsgegevens - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 6, leden 3 en 4 - Rechtmatigheid van de verwerking - Overlegging van een document dat persoonsgegevens bevat in het kader van een civiele gerechtelijke procedure - Artikel 23, lid 1, onder f) en j) - Bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures - Inning van civielrechtelijke vorderingen - Vereisten waaraan moet worden voldaan - Inaanmerkingneming van het belang van de betrokkenen - Afweging van de in het geding zijnde tegengestelde belangen - Artikel 5 - Minimale persoonsgegevensverwerking - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Recht op eerbiediging van het privéleven - Artikel 8 - Recht op bescherming van persoonsgegevens - Artikel 47 - Recht op daadwerkelijke rechtsbescherming - Evenredigheidsbeginsel)
(2023/C 155/10)
Procestaal: Zweeds
Verwijzende rechter
Högsta domstolen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Norra Stockholm Bygg AB
Verwerende partij: Per Nycander AB
In tegenwoordigheid van: Entral AB
Dictum
1) |
Artikel 6, leden 3 en 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling in het kader van een civiele gerechtelijke procedure van toepassing is op de overlegging als bewijs van een personeelsregister met persoonsgegevens van derden die hoofdzakelijk met het oog op belastingcontrole zijn verzameld. |
2) |
De artikelen 5 en 6 van verordening 2016/679 moeten aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij de beoordeling of de overlegging van een document met persoonsgegevens moet worden gelast, rekening moet houden met de belangen van de betrokkenen en deze belangen moet afwegen in het licht van de omstandigheden van het geval en van het soort procedure, en daarbij de vereisten in acht moet nemen die voortvloeien uit het evenredigheidsbeginsel en in het bijzonder uit het beginsel van minimale gegevensverwerking genoemd in artikel 5, lid 1, onder c), van die verordening. |