EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0753

Zaak T-753/20: Beroep ingesteld op 21 december 2020 — Green Power Technologies / Commissie

PB C 53 van 15.2.2021, p. 59–61 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/59


Beroep ingesteld op 21 december 2020 — Green Power Technologies / Commissie

(Zaak T-753/20)

(2021/C 53/76)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Green Power Technologies, SL (Bollullos de la Mitación, Spanje) (vertegenwoordigers: A. León González en A. Martínez Solís, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Vaststellen en verklaren dat het OLAF, met zijn verslag van 9 juli 2018, en de Commissie, met haar besluit om dat verslag in het kader van de ingeleide terugvorderingsprocedure te ratificeren en te valideren, het juridisch acquis van de Unie hebben geschonden, en, bijgevolg, dit verslag, alsmede de door de Commissie ingeleide procedure, nietig verklaren.

Vaststellen en verklaren dat verzoekster haar contractuele verplichtingen in het kader van het project POWAIR (projectnummer 256759) correct is nagekomen; bijgevolg verklaren dat de kosten die de Commissie voornemens is door middel van de door haar uitgebrachte debetnota’s nr. 3242010798 en nr. 3242010800 terug te vorderen, subsidiabel zijn.

Op grond van het voorgaande vaststellen dat de vordering van de Commissie van 175 426,24EUR onrechtmatig en ongegrond is en bijgevolg de door de Commissie uitgebrachte debetnota’s nr. 3242010798 en nr. 3242010800, de daaraan ten grondslag liggende vooraankondigingsbrief van 24 mei 2019 [Ares (2019)3414531], alsook de daarop volgende handelingen, nietig verklaren.

Subsidiair, voor het geval dat de debetnota niet wordt nietigverklaard, verklaren dat de Commissie aansprakelijk is wegens ongerechtvaardigde verrijking.

De Commissie verwijzen in de kosten of, indien de verzoeken van verzoekster niet worden ingewilligd, af te zien van verwijzing van verzoekster in de kosten, gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak en de feitelijke en juridische kwesties die erdoor worden opgeworpen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep strekt in de eerste plaats tot vaststelling en verklaring dat het OLAF het juridisch acquis van de Unie heeft geschonden en tot nietigverklaring, na die vaststelling, van het betrokken verslag (ref. B.4(2017)4393 zaak nr. OF/2015/0759/B4).

Het onderhavige beroep strekt tevens tot vaststelling en verklaring, op grond van artikel 272 VWEU, dat verzoekster als deelnemer aan het POWAIR-project (projectnummer 256759) correct heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen uit hoofde van het contract dat is gesloten in het kader van de subsidieovereenkomst van het 7th Research Framework Programme Grant Agreement (“FP7”), en bijgevolg tot vaststelling dat het niet passend is de terugbetaling te bevelen van de verschuldigde bedragen en de schadevergoeding die worden vermeld in de door de Commissie opgestelde debetnota’s nrs. 3242010798 en 3242010800.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Schending van de grondrechten van de Europese Unie.

Er is in het onderhavige geval sprake van een duidelijke schending van de door de Verdragen en het juridisch acquis van de Unie gewaarborgde grondrechten. Niet alleen zijn alle terug te vorderen kosten subsidiabel, aangezien alle projecten volledig zijn uitgevoerd, maar zijn er in de loop van de procedure ook duidelijke fouten gemaakt, die een inbreuk vormen op het juridisch acquis van de Unie.

2.

Subsidiabiliteit van de terug te vorderen kosten.

Het OLAF en de Commissie hebben vaststellingen gedaan op basis van irrelevante en onjuiste vragen.

Noch het OLAF, noch de Commissie zijn erin geslaagd om — de argumentatieve inspanningen van verzoekster tijdens de fase van het onderzoek door het Bureau voor Fraudebestrijding ten spijt — zich een juist inzicht te verschaffen in verzoeksters op technologie gebaseerde bedrijfsmodel. Uit de inhoud van bepaalde vaststellingen in het eindverslag, die de Commissie in de ingeleide contradictoire procedure voor juist heeft gehouden, blijkt dat een aantal bewijsstukken zijn verkregen die een onjuiste en partijdige beoordeling vormen van de realiteit van de door verzoekster verrichte stimuleringsactiviteit.

In ieder geval moet de conclusie van het OLAF dat GPTech niet over een systeem beschikt om de kosten van de uitvoering van elk gesubsidieerd project te bepalen, als onjuist worden beschouwd.

3.

Subsidiabiliteit van de terug te vorderen kosten.

Verzoekster ontkent ten stelligste dat zij haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen.

Om aan het project te kunnen deelnemen heeft verzoekster veel middelen moeten investeren; de uitgevoerde werkzaamheden hebben een grote invloed gehad op de werknemers van de onderneming en hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van het technologieplan. Uiteindelijk diende de steun voor O+O (onderzoek en ontwikkeling) niet zozeer een economische impact te hebben op de onderneming, maar vooral een technologische impact, waarvan in dit geval duidelijk sprake was.

Het OLAF heeft op naïeve en willekeurige wijze subjectieve beoordelingen van aan concrete activiteiten bestede uren gebruikt als kwantitatieve maatstaf voor de mate van deelneming aan het project, en wil de procentuele deelneming aan taken gebruiken als maatstaf voor die mate van deelneming, terwijl in geen enkele technische bijlage een verplichting is opgenomen waarin naar die mate van deelneming wordt verwezen.

4.

Schending van het recht op behoorlijk bestuur (art. 41 van het Handvest) en van de rechten van de verdediging (artikelen 47 en 48 van het Handvest).

Onder verwijzing naar bijlage 16 bij het eindverslag van het OLAF en naar de opmerkingen van de Commissie, beklemtoont verzoekster dat de betrokken terugvorderingsprocedure niet met redenen is omkleed.

De conclusies van zowel OLAF als de Commissie zijn gebaseerd op documenten die niet de totaliteit en de realiteit van het project weerspiegelden, omdat zij slechts betrekking hadden op een deel van de activiteiten die het POWAIR-project vormden, omdat zij waren gebaseerd op een aanvangsdocumentatie die niet als basis kon dienen voor de definitieve uitvoering van het project, of omdat het auteurschap van documenten werd toegeschreven op basis van metadata in Word-bestanden die niet overeenkwamen met de werkelijkheid.

5.

De Commissie is ongerechtvaardigd verrijkt, aangezien de projecten op tijd zijn voltooid, zoals blijkt uit de verrichte audits.


Top