Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0744

    Zaak T-744/20: Beroep ingesteld op 21 december 2020 — Airoldi Metalli/Commissie

    PB C 53 van 15.2.2021, p. 53–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.2.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 53/53


    Beroep ingesteld op 21 december 2020 — Airoldi Metalli/Commissie

    (Zaak T-744/20)

    (2021/C 53/69)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Airoldi Metalli SpA (Molteno, Italië) (vertegenwoordigers: M. Campa, D. Rovetta, G. Pandey en V. Villante, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    uitvoeringsverordening (EU) 2020/1428 van de Commisssie van 12 oktober 2020 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op aluminium extrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China (1) nietig verklaren;

    maatregelen van instructie gelasten;

    de Commissie verwijzen in zowel haar eigen als verzoeksters kosten in de onderhavige procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: artikel 1, lid 2, van de basisverordening is geschonden doordat verweerster het betrokken product onjuist heeft gedefinieerd op basis van productiemethoden, waarbij er sprake is van een onjuiste verwijzing naar tariefindelingscodes van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie. Verweerster heeft tevens het recht onjuist toegepast door zich op het standpunt te stellen dat “uit aluminium vervaardigde” producten automatisch dienen te worden aangemerkt als betrokken producten.

    2.

    Tweede middel: schending van artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 2, van de basisverordening, alsmede kennelijk onjuiste beoordeling wat betreft de omschrijving van het betrokken product en de evaluatie van de invoer uit het betrokken land met het oog op de schadebeoordeling.

    3.

    Derde middel: artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening is geschonden doordat de Commissie een verkeerde keuze heeft gemaakt wat het “geschikte representatieve” land betreft.

    4.

    Vierde middel: schending van artikel 19, onder a), van de basisverordening, van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van verzoeksters rechten van verdediging, alsmede van het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van equality of arms. Verzoekster betoogt dat zij geen behoorlijke voorafgaande kennisgeving heeft ontvangen en dat de in de basisverordening neergelegde regeling inzake voorafgaande kennisgeving aan importeurs onrechtmatig is.

    5.

    Vijfde middel: schending van artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening wat betreft de juridische status van het verslag waarbij de Commissie vaststelt dat er in een bepaald land of in een bepaalde bedrijfstak van dat land sprake is van marktverstoringen van betekenis. Verzoekster stelt dat haar grondrechten zijn geschonden doordat zij voornoemd verslag niet in het Italiaans kon ontvangen.


    (1)  PB 2020, L 336, blz. 8.


    Top