Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0589

    Zaak T-589/20: Beroep ingesteld op 24 september 2020 — Calzaturificio Emmegiemme Shoes/EUIPO — Inticom (MAIMAI MADE IN ITALY)

    PB C 378 van 9.11.2020, p. 43–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.11.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 378/43


    Beroep ingesteld op 24 september 2020 — Calzaturificio Emmegiemme Shoes/EUIPO — Inticom (MAIMAI MADE IN ITALY)

    (Zaak T-589/20)

    (2020/C 378/53)

    Taal van het verzoekschrift: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Calzaturificio Emmegiemme Shoes Srl (Surano, Italië) (vertegenwoordiger: R. Fragalà, advocaat)

    Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

    Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Inticom SpA (Gallarate, Italië)

    Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

    Aanvrager van het betrokken merk: verzoekster voor het Gerecht

    Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk MAIMAI MADE IN ITALY — inschrijvingsaanvraag nr. 11 266 624

    Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

    Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 14 juli 2020 in zaak R 1874/2018-2

    Conclusies

    incidenteel en bij wijze van prejudiciële beslissing in de zin van artikel 256, lid 3, junctis artikel 263, lid 1, en artikel 267, lid 1, onder b), VWEU, uitspraak doen over de wettigheid van artikel 18, lid 1, van besluit 2018-9 van 12 november 2018 van het presidium van de kamers van beroep dat niet voorziet in de verplichting om de samenstelling van een kamer van beroep te wijzigen in het geval van een beroep tegen een beslissing inzake oppositie bij terugverwijzing wegens onjuiste toepassing van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad of van enige andere rechtsregel inzake de toepassing daarvan, aangezien dit in strijd is met de beginselen van “behoorlijk bestuur” en “een doeltreffende voorziening in rechte/onpartijdig gerecht” die zijn neergelegd in de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    primair en ten gronde in de zin van artikel 72 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad, de bestreden beslissing wijzigen en/of vernietigen, met terugverwijzing naar een andere kamer van beroep of naar de grote kamer in de zin van artikel 165, leden 2 en 3, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad, wegens schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van het VWEU en schending en/of onjuiste toepassing van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad en van gedelegeerde verordening 2018/625 van de Commissie;

    het EUIPO verwijzen in de kosten.

    Aangevoerde middelen

    onwettigheid van artikel 18, lid 1, van besluit 2018-9 van 12 november 2018 van het presidium van de kamers van beroep inzake de organisatie van de kamers wegens strijdigheid met de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten;

    procedurele en formele onregelmatigheden van de bestreden beslissing:

    schending van artikel 24, lid 1, van gedelegeerde verordening 2018/625 van de Commissie en van artikel 3, leden 4 en 5, van besluit 2020-1 van 27 februari 2020 van het presidium van de kamers van beroep en schending van het recht op een eerlijk proces en van het beginsel van hoor en wederhoor, die zijn neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten;

    schending van artikel 55, leden 2, 3 en 4, van gedelegeerde verordening 2018/625 van de Commissie en schending van het recht op een eerlijk proces en van het beginsel van hoor en wederhoor, die zijn neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten;

    schending van artikel 54, lid 1, onder a), b), c) en d), van besluit 2020-1 van 27 februari 2020 van het presidium van de kamers van beroep, schending van artikel 27, lid 4, van gedelegeerde verordening 2018/625 van de Commissie en schending van het recht op een eerlijk proces en van het beginsel van hoor en wederhoor, die zijn neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten;

    schending en/of onjuiste toepassing van artikel 18, lid 1, tweede alinea, onder a), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

    schending en/of onjuiste toepassing van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad en van artikel 10, leden 2 en 3, van gedelegeerde verordening 2018/625 van de Commissie.


    Top