Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CB0641

Zaak C-641/20: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 mei 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal du travail de Liège — België) — VT/Centre public d’action sociale de Liège (CPAS) (Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Terugkeerbesluit – Beroep in rechte – Voorlopig verblijfsrecht en recht op sociale bijstand gedurende de periode waarin het beroep aanhangig is)

PB C 310 van 2.8.2021, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/8


Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 mei 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal du travail de Liège — België) — VT/Centre public d’action sociale de Liège (CPAS)

(Zaak C-641/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Richtlijn 2008/115/EG - Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders - Terugkeerbesluit - Beroep in rechte - Voorlopig verblijfsrecht en recht op sociale bijstand gedurende de periode waarin het beroep aanhangig is)

(2021/C 310/09)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal du travail de Liège

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VT

Verwerende partij: Centre public d’action sociale de Liège (CPAS)

Dictum

De artikelen 5 en 13 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen tegen de achtergrond van de artikelen 19, lid 2, en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en artikel 14, lid 1, onder b), van deze richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die niet van rechtswege schorsende werking verleent aan een door een onderdaan van een derde land ingesteld beroep tegen een terugkeerbesluit in de zin van artikel 3, punt 4, van die richtlijn, dat tegen hem is uitgevaardigd na intrekking van zijn vluchtelingenstatus door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 11 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, en bijgevolg geen recht opent op voorlopig verblijf of voorziening in zijn elementaire levensbehoeften totdat op het beroep is beslist, in het uitzonderlijke geval waarin die aan een zware ziekte lijdende onderdaan als gevolg van de uitvoering van dat besluit zou kunnen worden blootgesteld aan een reëel risico van een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. In deze context moet de nationale rechter die uitspraak dient te doen in een geding waarvan de uitkomst afhangt van een eventuele schorsing van de gevolgen van het terugkeerbesluit, oordelen dat het tegen dit besluit ingestelde beroep van rechtswege schorsende werking heeft, aangezien dit beroep een niet kennelijk ongegrond middel bevat dat ertoe strekt aan te tonen dat de tenuitvoerlegging van dat besluit de onderdaan van een derde land zou blootstellen aan een reëel risico van een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand.


(1)  PB C 44 van 8.2.2021.


Top