Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0334

    Zaak C-334/20: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 25 november 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Veszprémi Törvényszék — Hongarije) — Amper Metal Kft/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága (Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2 – Aan de btw onderworpen handeling – Begrip – Artikel 168, aanhef en onder a), en artikel 176 – Recht op aftrek van voorbelasting – Weigering – Door de belastingdienst als buitensporig kostbaar en nutteloos aangemerkte reclamediensten – Geen omzet gegenereerd voor de belastingplichtige)

    PB C 51 van 31.1.2022, p. 11–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.1.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 51/11


    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 25 november 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Veszprémi Törvényszék — Hongarije) — Amper Metal Kft/Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

    (Zaak C-334/20) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 2 - Aan de btw onderworpen handeling - Begrip - Artikel 168, aanhef en onder a), en artikel 176 - Recht op aftrek van voorbelasting - Weigering - Door de belastingdienst als buitensporig kostbaar en nutteloos aangemerkte reclamediensten - Geen omzet gegenereerd voor de belastingplichtige)

    (2022/C 51/13)

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Veszprémi Törvényszék

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Amper Metal Kft

    Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

    Dictum

    Artikel 168, aanhef en onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) moet aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige de voorbelasting over reclamediensten in aftrek kan brengen wanneer een dergelijke dienst een aan de btw onderworpen handeling in de zin van artikel 2 van richtlijn 2006/112 vormt en rechtstreeks en onmiddellijk verband houdt met een of meer in een later stadium verrichte belastbare handelingen of, als algemene kosten, met de gehele economische activiteit van de belastingplichtige, waarbij niet in aanmerking dient te worden genomen dat de voor deze diensten gefactureerde prijs buitensporig is in verhouding tot een door de nationale belastingdienst vastgestelde referentiewaarde of dat die diensten niet hebben geleid tot een stijging van de omzet van deze belastingplichtige.


    (1)  PB C 423 van 7.12.2020.


    Top