EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0496

Zaak T-496/19: Beroep ingesteld op 8 juli 2019 — CV e.a./Commissie

PB C 305 van 9.9.2019, p. 61–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 305/61


Beroep ingesteld op 8 juli 2019 — CV e.a./Commissie

(Zaak T-496/19)

(2019/C 305/71)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: CV, CW en CY (vertegenwoordiger: J.-N. Louis, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de Commissie tot afwijzing van hun verzoek van 4 juni 2018 nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie tot afwijzing van hun verzoek tot vaststelling van maatregelen om een einde te kunnen maken aan de schending van het beginsel van gelijke koopkracht van ambtenaren en functionarissen ongeacht hun standplaats, voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht en schending van het beginsel van gelijke koopkracht van ambtenaren en functionarissen ongeacht hun standplaats. Ten eerste betogen verzoekers dat het bestreden besluit in het geheel niet is gemotiveerd, zodat zij niet de gegrondheid ervan kunnen begrijpen en het Gerecht zijn rechterlijk toezicht niet kan uitoefenen. Ten tweede zijn zij van mening dat zij hun functie onder dezelfde omstandigheden uitoefenen als hun collega’s die zijn tewerkgesteld bij de vertegenwoordiging van de Europese Commissie te Parijs, en dat zij dus ook, net als die collega’s, een forfaitaire functievergoeding moeten krijgen. Ten slotte is de eerbiediging van het beginsel van gelijke koopkracht onverenigbaar met het bestaan van eenzelfde aanpassingscoëfficiënt voor ambtenaren die zijn tewerkgesteld in Parijs, Straatsburg, Marseille en Valenciennes.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling en het discriminatieverbod, aangezien verzoekers, in tegenstelling tot hun collega’s bij de vertegenwoordiging van de Europese Commissie te Parijs, niet de forfaitaire functievergoeding ontvangen, ofschoon zij hun functie onder dezelfde omstandigheden uitoefenen.

3.

Derde middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht, op grond waarvan het bevoegd gezag verplicht is om in de motivering van het bestreden besluit de redenen aan te geven waarom het belang van de dienst zwaarder weegt.


Top