EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0243
Case C-243/19: Judgment of the Court (Second Chamber) of 29 October 2020 (request for a preliminary ruling from the Augstākā tiesa (Senāts) — Latvia) — A v Veselības ministrija (Reference for a preliminary ruling — Social security — Regulation (EC) No 883/2004 — Article 20(2) — Directive 2011/24/EU — Article 8(1), (5) and (6)(d) — Health insurance — Hospital care provided in a Member State other than the Member State of affiliation — Refusal of prior authorisation — Hospital treatment which can be provided effectively in the Member State of affiliation — Article 21 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union — Difference in treatment based on religion)
Zaak C-243/19: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — A/Veselības ministrija [Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 20, lid 2 – Richtlijn 2011/24/EU – Artikel 8, leden 1 en 5 en lid 6, onder d) – Ziektekostenverzekering – In een andere lidstaat dan de lidstaat van aansluiting verstrekte ziekenhuiszorg – Weigering van voorafgaande toestemming – Ziekenhuisbehandeling die in de lidstaat van aansluiting doeltreffend kan worden uitgevoerd – Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Verschil in behandeling op grond van godsdienst]
Zaak C-243/19: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — A/Veselības ministrija [Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 20, lid 2 – Richtlijn 2011/24/EU – Artikel 8, leden 1 en 5 en lid 6, onder d) – Ziektekostenverzekering – In een andere lidstaat dan de lidstaat van aansluiting verstrekte ziekenhuiszorg – Weigering van voorafgaande toestemming – Ziekenhuisbehandeling die in de lidstaat van aansluiting doeltreffend kan worden uitgevoerd – Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Verschil in behandeling op grond van godsdienst]
PB C 433 van 14.12.2020, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 433/9 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — A/Veselības ministrija
(Zaak C-243/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid - Verordening (EG) nr. 883/2004 - Artikel 20, lid 2 - Richtlijn 2011/24/EU - Artikel 8, leden 1 en 5 en lid 6, onder d) - Ziektekostenverzekering - In een andere lidstaat dan de lidstaat van aansluiting verstrekte ziekenhuiszorg - Weigering van voorafgaande toestemming - Ziekenhuisbehandeling die in de lidstaat van aansluiting doeltreffend kan worden uitgevoerd - Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Verschil in behandeling op grond van godsdienst)
(2020/C 433/08)
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Augstākā tiesa (Senāts)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: A
Verwerende partij: Veselības ministrija
Dictum
1) |
Artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, gelezen in het licht van artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat de lidstaat van de woonplaats van de verzekerde weigert om hem de in artikel 20, lid 1, van deze verordening bedoelde toestemming te verlenen indien in die lidstaat een ziekenhuisbehandeling beschikbaar is waarvan de medische doeltreffendheid niet in twijfel wordt getrokken, maar de gebruikte behandelingsmethode indruist tegen de geloofsovertuiging van die verzekerde. |
2) |
Artikel 8, lid 5 en lid 6, onder d), van richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, gelezen in het licht van artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de lidstaat van aansluiting van een patiënt weigert om hem de in artikel 8, lid 1, van die richtlijn bedoelde toestemming te verlenen indien in die lidstaat een ziekenhuisbehandeling beschikbaar is waarvan de medische doeltreffendheid niet in twijfel wordt getrokken, maar de gebruikte behandelingsmethode indruist tegen de geloofsovertuiging van die patiënt, tenzij deze weigering objectief wordt gerechtvaardigd door een legitieme doelstelling die verband houdt met het behoud van gezondheidszorgcapaciteit of medische deskundigheid en een passend en noodzakelijk middel vormt om dat doel te bereiken, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. |