Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0721

    Zaak T-721/17: Beroep ingesteld op 17 oktober 2017 — Topor-Gilka/Raad

    PB C 424 van 11.12.2017, p. 56–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.12.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 424/56


    Beroep ingesteld op 17 oktober 2017 — Topor-Gilka/Raad

    (Zaak T-721/17)

    (2017/C 424/81)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Sergey Topor-Gilka (Moskou, Rusland) (vertegenwoordiger: N. Meyer, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    nietigverklaring van het bestreden besluit (GBVB) 2017/1418 (1) van de Raad van 4 augustus 2017;

    subsidiair, in ieder geval gedeeltelijke nietigverklaring van het bestreden besluit (GBVB) 2017/1418, voor zover verzoeker bij dat besluit onder punt 160 werd toegevoegd aan de lijst van de in artikel 1 bedoelde personen en entiteiten;

    voeging van dit geding en het parallelle geding van OOO WO Technopromexport overeenkomstig artikel 68, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel: verschillende kennelijke beoordelingsfouten

    Beroep op verordening (EU) nr. 1351/2014 (2) van de Raad

    Deze verordening heeft betrekking op een andere groep van personen dan die waartoe verzoeker behoort, en kan daarom geen grond zijn om verzoeker op de litigieuze lijst te plaatsen.

    Grief inzake contractuele niet-nakoming

    De Raad voert als motivering voor de beslissing om verzoeker op de litigieuze lijst te plaatsen onder andere aan dat hij de contractuele onderhandelingen met Siemens Gas Turbine Technology OOO over het oorspronkelijke leveringscontract leidde, waarbij de bepalingen van dat oorspronkelijke leveringscontract later zijn geschonden. De beoordeling of daadwerkelijk sprake is van contractuele niet-nakoming, moet overeenkomstig het Russische recht worden verricht. De partijen bij het leveringscontract hebben de zaak aanhangig gemaakt bij het scheidsgerecht te Moskou. Zolang dat scheidsgerecht de zaak niet heeft afgedaan, vormt de grief inzake contractuele niet-nakoming geen voldoende solide feitelijke grondslag en kan die grief niet dienen ter motivering van besluit (GBVB) 2017/1418.

    Overdracht van gasturbines naar de Krim

    Verzoeker wordt verweten verantwoordelijk te zijn voor de overdracht van gasturbines naar de Krim. De gepubliceerde persberichten zijn niet volkomen duidelijk en berusten op anonieme bronnen. Het is aan de bevoegde instelling van de Unie om aan te tonen dat de aangevoerde redenen gegrond zijn, en niet aan de betrokken onderneming om het negatieve bewijs te leveren dat die redenen ongegrond zijn.

    Schending van het internationaal humanitair recht

    Rusland dient volgens het internationaal recht de openbare orde op de Krim te herstellen en te handhaven, wat vandaag de dag ook een gegarandeerde en duurzame energievoorziening omvat. In de motivering van besluit (GBVB) 2017/1418 is met de humanitaire behoefte aan een dergelijke energievoorziening net zomin rekening gehouden als met de regels van het internationaal humanitair recht.

    2.

    Tweede middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, VWEU

    Besluit 2017/1418 maakt inbreuk op de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, WVEU. De in punt 160 van de bijlage bij het besluit vervatte motivering is alles bij elkaar genomen vaag en onvoldoende gedetailleerd. Zij geeft niet de concrete redenen weer op grond waarvan de Raad in het kader van zijn beoordeling heeft beslist om de beperkende maatregelen ten aanzien van verzoeker toe te passen, en voldoet daarmee in haar geheel niet aan de vereisten van de in artikel 296, lid 2, VWEU neergelegde motiveringsplicht.

    3.

    Derde middel: schending van het recht van verdediging en van het recht op doeltreffende rechterlijke bescherming

    Door niet te voldoen aan de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, VWEU, heeft de Raad verzoekers recht van verdediging en zijn recht op doeltreffende rechterlijke bescherming geschonden daar verzoeker, die geen kennis heeft van de wezenlijke redenen om hem op de litigieuze lijst te plaatsen, zich niet optimaal kan verdedigen.


    (1)  Besluit (GBVB) 2017/1418 van de Raad van 4 augustus 2017 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2017, L 203I, blz. 5).

    (2)  Verordening (EU) nr. 1351/2014 van de Raad van 18 december 2014 tot wijziging van verordening (EU) nr. 692/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (PB 2014, L 365, blz. 46).


    Top