Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0603

    Zaak T-603/17: Beroep ingesteld op 5 september 2017 — Republiek Litouwen/Europese Commissie

    PB C 357 van 23.10.2017, p. 29–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.10.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 357/29


    Beroep ingesteld op 5 september 2017 — Republiek Litouwen/Europese Commissie

    (Zaak T-603/17)

    (2017/C 357/38)

    Procestaal: Litouws

    Partijen

    Verzoekende partij: Republiek Litouwen (vertegenwoordigers: D. Kriaučiūno, R. Krasuckaitės, R. Dzikovič en M. Palionio, gemachtigden)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1144 van de Commissie van 26 juni 2017 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), nietig verklaren voor zover het op Litouwen een financiële correctie van 4 207 894,93 EUR toepast;

    de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    Door een forfaitaire financiële correctie van 5 %, te weten een bedrag van 4 207 894,93 EUR, toe te passen op grond van tekortkomingen bij essentiële controles, heeft de Europese Commissie (hierna: „Commissie”) artikel 52, lid 2, van verordening (EU) nr. 1306/2013 (2) geschonden aangezien zij, bij de beoordeling van de omvang van de schending, de aard van de inbreuken en de aan de Europese Unie veroorzaakte financiële schade:

    1.

    zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de kwaliteit van de in Litouwen verrichte controles ontoereikend was en als een tekortkoming bij een essentiële controle moest worden beschouwd aangezien:

    1.1.

    zij artikel 26, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 65/2011 (3) onjuist heeft uitgelegd en toegepast, en op basis van die uitlegging ten onrechte heeft vastgesteld dat de Litouwse instellingen tijdens die controle ter plaatse niet waren nagegaan of de betalingsaanvragen van de begunstigden waren ondersteund door boekhoudkundige of andere geschikte documenten;

    1.2.

    zij artikel 26, lid 1, onder d), van verordening (EU) nr. 65/2011 onjuist heeft uitgelegd en, op basis van die uitlegging ten onrechte heeft vastgesteld dat de Litouwse instellingen tijdens die controle ter plaatse niet waren nagegaan of de door de overheid gefinancierde concrete acties waren uitgevoerd in overeenstemming met, in het bijzonder, de voorschriften inzake openbare aanbesteding;

    1.3.

    zij artikel 25, lid 4, van verordening (EU) nr. 65/2011 onjuist heeft uitgelegd en, op basis van die uitlegging heeft vastgesteld dat de controleurs die de controle ter plaatse hebben verricht, niet voldeden aan het vereiste dat zij onafhankelijk zijn van de werknemers die de administratieve controles in het kader van diezelfde concrete acties hadden verricht;

    2.

    zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de kwaliteit van de in Litouwen verrichte controles van het redelijke karakter van de kosten als een tekortkoming bij een essentiële controle moest worden beschouwd, aangezien:

    2.1.

    zij artikel 24, lid 2, onder d), van verordening (EU) nr. 65/2011 onjuist had uitgelegd en, op basis van die uitlegging ten onrechte had vastgesteld dat ontoereikend was nagegaan of de ingediende kosten redelijk waren;

    2.2.

    zij hoe dan ook ten onrechte een financiële correctie van 5 % had toegepast, aangezien de vastgestelde omvang van een eventuele niet-nakoming van het systeem voor de controle van het redelijke karakter van de kosten, aanzienlijk kleiner was;

    3.

    zij geen rekening heeft gehouden met de schade die de Europese Unie werkelijk heeft geleden wegens de kosten in verband met vrijwilligerswerk en zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ontoereikend was nagegaan of de kosten voor de activiteit betreffende onroerend goed aan de vereisten voldeden, en dientengevolge ten onrechte heeft vastgesteld dat er sprake was van een tekortkoming bij een essentiële controle aangezien:

    3.1.

    zij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gegevens die de Litouwse instellingen hadden verstrekt betreffende het onderzoek dat door het Agentschap was gelast en door onafhankelijke deskundigen was uitgevoerd, en waarbij de werkelijke schade was vastgesteld die de EU-fondsen hadden geleden, wat de omvang van die schade was en in welke mate die schade verband hield met tekortkomingen in het systeem van controle van de niet-financiële bijdragen (onbetaald vrijwilligerswerk) en zij ten onrechte een forfaitaire financiële correctie van 5 % heeft toegepast;

    3.2.

    zij ten onrechte heeft gesteld dat artikel 24, lid 2, onder c) en d), van verordening (EU) nr. 65/2011 niet in acht was genomen bij de administratieve controles van de steunaanvragen en de controle van projectuitgaven — niet-financiële bijdragen (onroerend goed).


    (1)  PB 2017 L 165, blz. 37.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 549).

    (3)  Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB 2011, L 25, blz. 8).


    Top