Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0324

Zaak C-324/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad (Bulgarije) op 31 mei 2017 — Strafzaak tegen Ivan Gavanozov

PB C 256 van 7.8.2017, p. 16–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad (Bulgarije) op 31 mei 2017 — Strafzaak tegen Ivan Gavanozov

(Zaak C-324/17)

(2017/C 256/14)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partij in de strafzaak

Ivan Gavanozov

Prejudiciële vragen

1)

Zijn het nationale recht en de nationale rechtspraak verenigbaar met artikel 14 van richtlijn 2014/41/EU (1) inzake het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, indien zij niet voorzien in de mogelijkheid de materiële gronden voor het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel voor de doorzoeking van een woning en kantoor alsmede voor de inbeslagneming van bepaalde voorwerpen, respectievelijk de toestemming tot het verhoor van een getuige, noch rechtstreeks met een rechtsmiddel tegen de rechterlijke beslissing, noch door middel van een afzonderlijke schadevergoedingsvordering aan te vechten?

2)

Verleent artikel 14, lid 2, van de richtlijn de betrokken persoon een rechtstreeks recht om een rechterlijke beslissing inzake het Europees onderzoeksbevel aan te vechten, hoewel het nationale procesrecht niet voorziet in een dergelijke mogelijkheid?

3)

Is de beklaagde in het licht van artikel 14, lid 2, juncto artikel 6, lid 1, onder a), en artikel 1, lid 4, van de richtlijn, een betrokken persoon in de zin van artikel 14, lid 4, van de richtlijn, indien de maatregel van bewijsverkrijging tegen een derde is gericht?

4)

Moet de bewoner of gebruiker van de ruimte waarin de doorzoeking en de inbeslagneming moeten worden uitgevoerd, respectievelijk de persoon die als getuige moet worden gehoord, worden aangemerkt als betrokken persoon in de zin van artikel 14, lid 4, juncto lid 2 van de richtlijn?


(1)  PB 2014, L 130, blz. 1.


Top