EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0298

Zaak C-298/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 23 mei 2017 — France Télévisions SA/Playmédia, Conseil supérieur de l’audiovisuel (CSA)

PB C 256 van 7.8.2017, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 23 mei 2017 — France Télévisions SA/Playmédia, Conseil supérieur de l’audiovisuel (CSA)

(Zaak C-298/17)

(2017/C 256/12)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: France Télévisions SA

Verwerende partijen: Playmédia, Conseil supérieur de l’audiovisuel (CSA)

Prejudiciële vragen

1)

Moet een onderneming die via live-streaming televisieprogramma’s op internet aanbiedt, reeds daarom worden aangemerkt als een onderneming die een elektronische-communicatienetwerk aanbiedt dat in de zin van artikel 31, lid 1, van richtlijn 2002/22/EG van 7 maart 2002 (1) voor de distributie van radio- of televisie-uitzendingen aan het publiek worden gebruikt?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan een lidstaat dan zonder in strijd te handelen met de richtlijn of andere Unierechtelijke voorschriften voorzien in een verplichting tot doorgifte van radio- of televisiediensten voor zowel ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden als voor ondernemingen die zulke netwerken niet aanbieden maar via live-streaming televisieprogramma’s op internet aanbieden?

3)

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de lidstaten er dan van afzien om de verplichting tot doorgifte voor distributeurs van diensten die geen elektronische-communicatienetwerken aanbieden, afhankelijk te stellen van alle voorwaarden als bedoeld in artikel 31, lid 1, van richtlijn 2002/22/EG van 7 maart 2002, terwijl deze voorwaarden op grond van de richtlijn wel voor aanbieders van netwerken zullen gelden?

4)

Kan een lidstaat die een verplichting tot doorgifte van bepaalde radio- en televisiediensten op bepaalde netwerken heeft ingevoerd, zonder in strijd te handelen met de richtlijn voorschrijven dat moet worden aanvaard dat deze diensten op die netwerken worden uitgezonden, met inbegrip van uitzending op een website, wanneer de betrokken dienst zijn eigen programma’s zelf op internet uitzendt?

5)

Moet bij de toetsing aan de voorwaarde in artikel 31, lid 1, van richtlijn 2002/22/EG dat de netwerken die onder de doorgifteverplichting vallen voor een significant aantal eindgebruikers ervan het belangrijkste middel moeten zijn om radio- en televisie-uitzendingen te ontvangen, wat betreft uitzending via internet worden afgegaan op alle gebruikers die televisieprogramma’s via live-streaming op internet bekijken, of enkel de gebruikers van de website die onder de doorgifteverplichting valt?


(1)  Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB L 108, blz. 51).


Top