Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TJ0008

    Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 12 juli 2019 (Uittreksels).
    Toshiba Samsung Storage Technology Corp. en Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corp. tegen Europese Commissie.
    Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt van optische diskdrives – Besluit waarbij een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst wordt vastgesteld – Heimelijke afspraken over aanbestedingen die door twee computerfabrikanten zijn georganiseerd – Schending van wezenlijke vormvoorschriften en van de rechten van de verdediging – Bevoegdheid van de Commissie – Geografische reikwijdte van de inbreuk – Eén enkele voortdurende inbreuk – Beginsel van behoorlijk bestuur – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten van 2006.
    Zaak T-8/16.

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2019:522

     ARREST VAN HET GERECHT (Vijfde kamer)

    12 juli 2019 ( *1 )

    „Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt van optische diskdrives – Besluit waarbij een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst wordt vastgesteld – Heimelijke afspraken over aanbestedingen die door twee computerfabrikanten zijn georganiseerd – Schending van wezenlijke vormvoorschriften en van de rechten van de verdediging – Bevoegdheid van de Commissie – Geografische reikwijdte van de inbreuk – Eén enkele voortdurende inbreuk – Beginsel van behoorlijk bestuur – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten van 2006”

    In zaak T‑8/16,

    Toshiba Samsung Storage Technology Corp., gevestigd te Tokio (Japan),

    Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corp., gevestigd te Suwon-si (Zuid-Korea),

    aanvankelijk vertegenwoordigd door M. Bay, J. Ruiz Calzado, A. Aresu en A. Scordamaglia-Tousis, vervolgens door M. Bay, J. Ruiz Calzado en A. Aresu, advocaten,

    verzoeksters,

    tegen

    Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door N. Khan, A. Biolan en M. Farley, vervolgens door A. Biolan, M. Farley en A. Cleenewerck de Crayencour, als gemachtigden,

    verweerster,

    betreffende een verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot, primair, gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2015) 7135 final van de Commissie van 21 oktober 2015 in een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak AT.39639 – Optical Disk Drivers) en, subsidiair, verlaging van de aan verzoeksters opgelegde geldboete,

    wijst

    HET GERECHT (Vijfde kamer),

    samengesteld als volgt: D. Gratsias, president, I. Labucka en I. Ulloa Rubio (rapporteur), rechters,

    griffier: N. Schall, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 3 mei 2018,

    het navolgende

    Arrest ( 1 )

    I. Voorgeschiedenis van het geding

    A.   Verzoeksters en betrokken markt

    1

    Verzoeksters, Toshiba Samsung Storage Technology Corp. (hierna: „TSST Japan”) en Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corp. (hierna: „TSST KR”), zijn producenten en leveranciers van optische diskdrives (hierna: „odd’s”). Meer bepaald is TSST Japan een gemeenschappelijke onderneming die in handen is van de vennootschap Toshiba Corporation, gevestigd in Japan, en de vennootschap Samsung Electronics Co., Ltd, gevestigd in Zuid-Korea. Tijdens de inbreukperiode was TSST Japan de moedermaatschappij van TSST KR.

    2

    TSST Japan en TSST KR (hierna samen: „TSST”) zijn op 1 april 2004 werkzaamheden als twee afzonderlijke bedrijfseenheden gestart. In december 2005 heeft TSST Japan zich uit de markt teruggetrokken, met nog enkele residuele verkoopactiviteiten in een overgangsfase die begin 2008 is geëindigd. TSST KR heeft gaandeweg de verkoopactiviteiten van TSST Japan overgenomen en is zich rechtstreeks gaan toeleggen op de ontwikkeling, het in de handel brengen, de verkoop en de klantenservice van odd’s (bestreden besluit, overweging 14).

    3

    De betrokken inbreuk heeft betrekking op odd’s die in door Dell Inc. en Hewlett Packard (hierna: „HP”) vervaardigde personal computers (desktops en laptops) (hierna: „pc’s”) worden gebruikt. Odd’s worden ook gebruikt in vele andere voor de consument bestemde apparatuur, zoals spelers voor compact discs (hierna: „cd’s”) of digital versatile discs (hierna: „dvd’s”), spelconsoles en andere perifere elektronische apparatuur (bestreden besluit, overweging 28).

    4

    De odd’s die in pc’s worden gebruikt, variëren in afmeting, laadmechanisme (gleuf of plaat) en soorten disk die zij kunnen lezen of branden. De odd’s kunnen in twee groepen worden onderverdeeld: halfhoge spelers (half-height; hierna: „HH”) voor desktops en dunne spelers voor laptops. De groep van de dunne spelers omvat spelers van verschillende afmetingen. Afhankelijk van hun technische functionaliteit zijn er verschillende typen HH- en dunne spelers (bestreden besluit, overweging 29).

    5

    Op de wereldwijde markt voor pc’s zijn Dell en HP de twee belangrijkste fabrikanten van originele producten. Deze twee ondernemingen gebruiken klassieke aanbestedingsprocedures die op wereldschaal worden gevoerd, die onder meer driemaandelijkse onderhandelingen over een wereldwijd geldende prijs en totale aankoopvolumes met een klein aantal voorgeselecteerde leveranciers van odd’s omvatten. In de regel speelden regionale vraagstukken geen rol in de aanbestedingen voor odd’s, behalve dan de verwachte vraag in regio’s die op het totale aankoopvolume van invloed waren (bestreden besluit, overweging 32).

    6

    De aanbestedingsprocedures omvatten prijsaanvragen, prijsaanvragen langs elektronische weg, online-onderhandelingen, elektronische veilingen en bilaterale onderhandelingen (offline). Na afloop van een aanbesteding kenden de afnemers volumes aan de deelnemende odd-leveranciers toe (aan alle of op zijn minst aan de meeste van hen, behalve wanneer er een uitsluitingsregeling was) volgens de door hen aangeboden prijs. De winnende offerte kreeg bijvoorbeeld 35 à 45 % van de totale opdracht voor het kwartaal in kwestie toegewezen, de tweede beste offerte 25 à 30 %, de derde 20 %, etc. Deze klassieke aanbestedingsprocedures werden gebruikt door de teams die bij de afnemers waren belast met de aanbestedingen, met als doel om een doeltreffende aanbesteding tegen competitieve prijzen te realiseren. Met het oog daarop gebruikten zij alle mogelijke handgrepen om prijsconcurrentie tussen de odd-leveranciers te stimuleren (bestreden besluit, overweging 33).

    7

    Dell heeft voornamelijk aanbestedingen via online-onderhandelingen gehouden. Deze konden een bepaalde duur hebben of na een bepaalde periode aflopen, bijvoorbeeld 10 minuten na de laatste offerte, wanneer geen van de odd-leveranciers een nieuwe offerte uitbracht. In sommige gevallen konden de online-onderhandelingen meerdere uren duren, wanneer de aanbesteding levendiger verliep of de duur van de online-onderhandelingen werd verlengd om de odd-leveranciers ertoe aan te zetten om offertes te blijven uitbrengen. Omgekeerd kon Dell, zelfs wanneer de duur van de online-onderhandelingen onbepaald was en van de eindofferte afhing, op elk moment aankondigen dat de online-onderhandelingen werden afgesloten. Dell kon beslissen om van een procedure met „uitsluitend een rangschikking” over te stappen op een „blinde” procedure. Bovendien kon zij de online-onderhandelingen annuleren indien de aanbesteding of het resultaat daarvan niet tot tevredenheid stemde en in de plaats daarvan bilaterale onderhandelingen voeren. Op het onderhandelingsproces dat online werd gevoerd, werd toezicht gehouden door de managers die bij Dell wereldwijd voor de inkoop verantwoordelijk waren (bestreden besluit, overwegingen 34 en 37).

    8

    Bij HP werden hoofdzakelijk aanbestedingsprocedures gebruikt die uit prijsaanvragen en elektronische prijsaanvragen bestonden. De twee procedures werden online gevoerd, met gebruikmaking van hetzelfde platform. De prijsaanvragen vonden driemaandelijks plaats. Daarbij werden online-onderhandelingen en offline gevoerde bilaterale onderhandelingen over een specifieke periode van meestal twee weken gecombineerd. De odd-leveranciers werd gevraagd om deel te nemen aan een aanbestedingsronde die gedurende een bepaalde periode openstond om hun offertes via een online-platform en via e-mail uit te brengen. Nadat de eerste veilingsronde was afgesloten, belegde HP vergaderingen met elk van de deelnemers en ving zij onderhandelingen aan op basis van de door odd-leverancier uitgebrachte offerte om van elke leverancier de beste offerte te verkrijgen, zonder de identiteit of de offertes van de andere odd-leveranciers te onthullen. De elektronische prijsaanvragen werden normaliter in de vorm van een omgekeerde aanbesteding georganiseerd. De inschrijvers logden dan op een specifiek tijdstip in op een online-platform. De veiling begon vervolgens met een door HP vastgestelde prijs. Daarna werden de inschrijvers, die gaandeweg lagere offertes uitbrachten, na elke uitgebrachte offerte in kennis gesteld van hun eigen rangschikking. Na het verstrijken van de toegekende tijd won de odd-leverancier die de laagste offerte had uitgebracht de veiling en werden de overige leveranciers als tweede en derde gerangschikt, afhankelijk van hun offertes (bestreden besluit, overwegingen 41‑44).

    B.   Administratieve procedure

    9

    Op 14 januari 2009 heeft de Europese Commissie een verzoek om immuniteit op basis van haar mededeling betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2006, C 298, blz. 17) van de vennootschap Koninklijke Philips N.V. (hierna: „Philips”) ontvangen. Dit verzoek is op 29 januari en 2 maart 2009 in die zin aangevuld dat het, naast Philips, ook de vennootschappen Lite-On IT Corporation (hierna: „Lite-On”) en hun gemeenschappelijke onderneming Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation (hierna: „PLDS”) zou dekken.

    10

    Op 29 juni 2009 heeft de Commissie een verzoek om inlichtingen toegezonden aan de ondernemingen die op odd-gebied actief zijn.

    11

    Op 30 juni 2009 heeft de Commissie Philips, Lite-On en PLDS voorwaardelijke immuniteit toegekend.

    12

    Op 4 en 6 augustus 2009 hebben Hitachi-LG Data Storage, Inc. en Hitachi-LG Data Storage Korea, Inc. (hierna samen: „HLDS”) bij de Commissie een verzoek om vermindering van het bedrag van de geldboete op grond van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken ingediend.

    13

    Op 18 juli 2012 heeft de Commissie ten aanzien van aan dertien odd-leveranciers, waaronder verzoeksters, een procedure ingeleid en een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld. Zij heeft daarin in wezen uiteengezet dat deze vennootschappen inbreuk hadden gemaakt op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), door van 5 februari 2004 tot en met 29 juni 2009 deel te nemen aan een mededelingsregeling inzake odd’s, bestaande in de onderlinge afstemming van hun gedrag ten aanzien van de aanbestedingen die door twee computerfabrikanten, Dell en HP, waren georganiseerd.

    14

    Op 29 oktober 2012 hebben verzoeksters hun opmerkingen over de mededeling van punten van bezwaar aan de Commissie doen toekomen.

    15

    Op 29 en 30 november 2012 hebben alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar aan een hoorzitting bij de Commissie deelgenomen.

    16

    Op 14 december 2012 heeft de Commissie alle partijen verzocht om toezending van de relevante documenten die zij tijdens de inbreukperiode van Dell en HP hadden ontvangen. Alle partijen, met inbegrip van verzoeksters, hebben aan dit verzoek gehoor gegeven. Voorts heeft ieder van hen toegang gehad tot de niet-vertrouwelijke versie van de antwoorden van de andere odd-leveranciers.

    17

    Op 27 november 2013 hebben verzoeksters aanvullende opmerkingen over de antwoorden van de andere partijen ingediend.

    18

    Op 18 februari 2014 heeft de Commissie twee aanvullende mededelingen van punten van bezwaar vastgesteld, die volgens haar dienden ter aanvulling, wijziging en verduidelijking van de bezwaren die aan bepaalde adressaten van de mededeling van punten van bezwaar waren gericht op het punt van hun verantwoordelijkheid voor de vermeende inbreuk.

    19

    Op 1 juni 2015 heeft de Commissie nog een aanvullende mededeling van punten van bezwaar vastgesteld. Deze nieuwe mededeling had tot doel om de eerdere mededelingen van punten van bezwaar in die zin aan te vullen dat de bezwaren in die mededelingen werden gericht tot aanvullende juridische entiteiten binnen de groepen van ondernemingen (moedermaatschappijen of entiteiten die daarin waren opgegaan) die reeds adressaat van de eerste mededeling van punten van bezwaar waren.

    20

    De adressaten van de mededelingen van punten van bezwaar van 18 februari 2014 en 1 juni 2015 hebben hun zienswijzen schriftelijk aan de Commissie doen toekomen, zonder echter om het houden van een hoorzitting te verzoeken.

    21

    Op 3 juni 2015 heeft de Commissie alle partijen een „letter of facts” toegezonden. De adressaten daarvan hebben de Commissie hun zienswijzen schriftelijk doen toekomen.

    22

    Op 21 oktober 2015 heeft de Commissie besluit C(2015) 7135 final in een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak AT.39639 – Optical Disk Drivers) (hierna: „bestreden besluit”) vastgesteld.

    C.   Bestreden besluit

    1. Betrokken inbreuk

    23

    De Commissie is in het bestreden besluit tot het oordeel gekomen dat de deelnemers aan de mededingingsregeling hun concurrentiegedrag vanaf minstens 23 juni 2004 tot 25 november 2008 onderling hadden afgestemd. Zij heeft verduidelijkt dat deze onderlinge afstemming via een netwerk van parallelle bilaterale contacten had plaatsgevonden. Volgens haar trachtten de deelnemers aan de mededingingsregeling hun volumes op de markt aan te passen en te bereiken dat de prijzen op een hoger niveau bleven dan dat waarop zij zich zonder deze bilaterale contacten zouden hebben bevonden (bestreden besluit, overweging 67).

    24

    De Commissie heeft in het bestreden besluit gepreciseerd dat de onderlinge afstemming tussen de karteldeelnemers betrekking had op de klanten van Dell en HP, de twee belangrijkste fabrikanten van originele producten op de wereldwijde markt van pc’s. Volgens de Commissie pasten Dell en HP, naast bilaterale onderhandelingen met hun odd-leveranciers, gestandaardiseerde aanbestedingsprocedures toe die minstens één keer per kwartaal plaatsvonden. Zij heeft erop gewezen dat de kartelleden hun netwerk van bilaterale contacten gebruikten om deze aanbestedingsprocedures te manipuleren, waardoor zij de pogingen van hun klanten om tot prijsconcurrentie aan te zetten dwarsboomden (bestreden besluit, overweging 68).

    25

    Volgens de Commissie konden de kartelleden door geregelde informatie-uitwisselingen, onder meer nog voordat zij aan de aanbestedingsprocedure deelnamen, zeer duidelijk achterhalen wat de intenties van hun concurrenten waren en dus hun concurrentiestrategie voorzien (bestreden besluit, overweging 69).

    26

    De Commissie heeft daaraan toegevoegd dat de kartelleden met geregelde tussenpozen informatie over de prijzen voor specifieke klanten uitwisselden alsook informatie die geen verband met de prijzen hield, zoals de productie op dat moment en de leveringscapaciteit, de stand van de voorraden of het moment waarop nieuwe producten of verbeteringen werden geïntroduceerd. Zij heeft erop gewezen dat de odd-leveranciers de eindresultaten van de afgeronde aanbestedingsprocedures bewaakten, dat wil zeggen welke rangschikking en prijs en welk volume waren verkregen (bestreden besluit, overweging 70).

    27

    De Commissie heeft ook uiteengezet dat de leveranciers, die goed wisten dat kartelleden hun contacten geheim moesten houden voor hun klanten, middelen gebruikten om met elkaar contact op te nemen die afdoende werden geacht om het gewenste resultaat te bereiken. Zij heeft verduidelijkt dat er in 2003 overigens een poging was geweest om een startvergadering te beleggen om geregelde multilaterale contacten tussen de odd-leveranciers te organiseren, maar dat die was mislukt nadat een klant daarvan op de hoogte was geraakt. Volgens de Commissie zijn er in plaats daarvan bilaterale contacten geweest, hoofdzakelijk in de vorm van telefoongesprekken en soms ook per e mail, mede via privé-e-mailadressen (hotmail) en instant messaging, of via bijeenkomsten, hoofdzakelijk op het niveau van de beheerders van wereldwijde accounts (bestreden besluit, overweging 71).

    28

    De Commissie heeft vastgesteld dat de deelnemers aan de mededingingsregeling geregeld contact met elkaar opnamen en dat de contacten, hoofdzakelijk via de telefoon, frequenter werden toen aanbestedingsprocedures werden gevoerd. Dan vonden meerdere gesprekken per dag plaats tussen telkens twee karteldeelnemers. Zij heeft gepreciseerd dat de contacten tussen sommige paren van karteldeelnemers duidelijk vaker plaatsvonden dan bij sommige andere paren (bestreden besluit, overweging 72).

    2. Aansprakelijkheid van verzoeksters

    29

    Verzoeksters zijn aansprakelijk geacht, ten eerste omdat TSST KR van 23 juni 2004 tot 17 november 2008 rechtstreeks aan de mededingingsregeling had deelgenomen, in het bijzonder wegens de onderlinge afstemming met andere concurrenten ten aanzien van Dell en HP, en ten tweede omdat TSST Japan gedurende de gehele inbreukperiode, zoals door de Commissie verondersteld (bestreden besluit, overweging 498), beslissende invloed op haar dochteronderneming had uitgeoefend.

    3. Aan verzoeksters opgelegde geldboete

    30

    Voor de berekening van het bedrag van de aan verzoeksters opgelegde geldboete heeft de Commissie zich gebaseerd op de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2; hierna: „richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten”).

    31

    Om te beginnen heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat het ten behoeve van de vaststelling van het basisbedrag van de geldboete passend was, gelet op de aanzienlijke verschillen in duur van de deelname van de leveranciers en teneinde de werkelijke impact van de mededingingsregeling tot uiting te laten komen, om gebruik te maken van een jaargemiddelde, berekend op basis van de reële waarde van de verkopen die de ondernemingen hadden gerealiseerd in de volledige kalendermaanden waarin zij ieder aan de inbreuk hadden deelgenomen (bestreden besluit, overweging 527).

    32

    De Commissie heeft toegelicht dat de waarde van de verkopen was berekend op basis van de voor pc’s bestemde odd-verkopen die waren gefactureerd aan entiteiten van HP en Dell die zich in de EER bevonden (bestreden besluit, overweging 528).

    33

    Bovendien was de Commissie van oordeel dat de relevante waarde van de verkopen afzonderlijk voor Dell en HP moest worden berekend en dat twee vermenigvuldigingscoëfficiënten moesten worden toegepast, omdat het mededingingsverstorende gedrag ten aanzien van HP veel later was aangevangen en er zo rekening kon worden gehouden met de wijze waarop de mededingingsregeling zich had ontwikkeld (bestreden besluit, overweging 530).

    34

    Vervolgens heeft de Commissie beslist dat het percentage voor de ernst in dit geval voor alle adressaten van het bestreden besluit op 16 % moest worden vastgesteld, aangezien prijsafspraken naar hun aard tot de ernstigste inbreuken op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst behoorden en de mededingingsregeling zich op zijn minst tot de gehele EER uitstrekte (bestreden besluit, overweging 544).

    35

    Bovendien heeft de Commissie uiteengezet dat het, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, passend was om een bedrag van 16 % als afschrikking toe te voegen (bestreden besluit, overwegingen 554 en 555).

    36

    Omdat, tot slot, het aangepaste basisbedrag van de aan verzoeksters opgelegde geldboete het plafond van 10 % van hun omzet bereikte, heeft de Commissie een nieuwe aanpassing moeten doorvoeren op basis van artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1) (bestreden besluit, overwegingen 570‑572).

    37

    Het dispositief van het bestreden besluit luidt, voor zover het verzoeksters betreft, als volgt:

    „Artikel 1

    Onderstaande ondernemingen hebben inbreuk gepleegd op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door, gedurende de aangegeven perioden, deel te nemen aan één enkele, voortdurende inbreuk die uit meerdere afzonderlijke inbreuken bestond in de sector van de optische diskdrives in de gehele EER, in de vorm van prijsafspraken:

    [...]

    e)

    [verzoeksters] van 23 juni 2004 tot 17 november 2008 voor hun onderlinge afstemming ten aanzien van Dell en HP.

    [...]

    Artikel 2

    Voor de in artikel 1 bedoelde inbreuk worden de volgende geldboeten opgelegd:

    [...]

    e)

    [verzoeksters], hoofdelijk aansprakelijk: 41304000 EUR.”

    II. Procedure en conclusies van partijen

    38

    Bij op 5 januari 2016 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoeksters het onderhavige beroep ingesteld.

    39

    De Commissie heeft haar verweerschrift op 21 juli 2016 neergelegd.

    40

    Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Vijfde kamer) besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan en de Commissie in het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang in artikel 91 van zijn Reglement voor de procesvoering verzocht om bepaalde documenten betreffende vertrouwelijke verklaringen over te leggen. De Commissie heeft te kennen gegeven dat zij de transcripten van deze vertrouwelijke verklaringen, die in het kader van haar clementieprogramma waren afgelegd, niet kon overleggen.

    41

    Bij beschikking van 23 april 2018, vastgesteld op grond van artikel 24, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie alsmede artikel 91, onder b), en artikel 92, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering, heeft het Gerecht (Vijfde kamer) de Commissie gelast om bedoelde transcripten over te leggen.

    42

    De Commissie heeft deze transcripten op 24 april 2018 overgelegd. Verzoeksters’ advocaten hebben deze vóór 30 april 2018 om 17.00 uur kunnen inzien ter griffie van het Gerecht.

    43

    Partijen hebben ter terechtzitting van 3 mei 2018 pleidooi gehouden en geantwoord op de vragen van het Gerecht.

    44

    Verzoeksters concluderen tot:

    gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van het bestreden besluit voor zover dit op hen betrekking heeft;

    daarnaast, of subsidiair, verlaging van het bedrag van de hun opgelegde geldboete;

    verwijzing van de Commissie in de kosten.

    45

    De Commissie concludeert tot:

    verwerping van het beroep;

    verwijzing van verzoeksters in de kosten.

    III. In rechte

    46

    Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters negen middelen aan. Het eerste betreft schending van wezenlijke vormvoorschriften en van de rechten van de verdediging; het tweede het ontbreken van de bevoegdheid van de Commissie om artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst toe te passen; het derde schending van het recht en de feiten bij de bepaling van de geografische reikwijdte van de inbreuk; het vierde schending van het recht en de feiten bij de vaststelling van één enkele en voortdurende inbreuk; het vijfde schending van het recht en de feit wat hun vermeende wetenschap van de inbreuk als geheel betreft; het zesde schending van het recht en de feiten wat de begindatum van hun deelname aan de mededingingsregeling betreft; het zevende gebrek aan bewijs van hun deelname aan mededingingsverstorende onderling afgestemde feitelijke gedragingen of overeenkomsten; het achtste schending van het recht op behoorlijk bestuur wegens de buitensporig lange duur van het onderzoek en het negende, dat subsidiair wordt aangevoerd, fouten van de Commissie bij de berekening van het bedrag van de geldboete.

    A.   Eerste middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften en van de rechten van de verdediging

    [omissis]

    1. Eerste onderdeel: gebrek aan samenhang tussen de mededeling van punten van bezwaar en het bestreden besluit op het punt van de juridische kwalificatie van het vermeende gedrag

    [omissis]

    56

    Het begrip enkele en voortdurende inbreuk veronderstelt een geheel van gedragingen van verschillende partijen die één en hetzelfde mededingingsverstorende economische doel nastreven (arrest van 24 oktober 1991, Rhône-Poulenc/Commissie, T‑1/89, EU:T:1991:56, punten 125 en 126).

    57

    Uit het begrip enkele en voortdurende inbreuk zelf volgt dus reeds dat een dergelijke inbreuk een „geheel van gedragingen of inbreuken” veronderstelt. Verzoeksters kunnen dus niet stellen dat de Commissie in artikel 1 van het bestreden besluit een aanvullende juridische kwalificatie heeft opgenomen door er, naast van een enkele en voortdurende inbreuk, van uit te gaan dat deze uit meerdere „afzonderlijke inbreuken” bestond, aangezien het juist deze verschillende mededingingsverstorende gedragingen zijn die genoemde enkele inbreuk vormden.

    58

    Bijgevolg moet worden geoordeeld dat er geen gebrek aan samenhang tussen de mededeling van punten van bezwaar en het bestreden besluit is, waar in dat laatste is vermeld dat de enkele en voortdurende inbreuk uit meerdere „afzonderlijke inbreuken” bestond.

    [omissis]

    2. Tweede en derde onderdeel: motiveringsgebrek als gevolg van de tegenstellingen in het bestreden besluit op het punt van de juridische kwalificatie van de gestelde inbreuk

    [omissis]

    81

    Het feit dat de „afzonderlijke inbreuken” noch in het dispositief noch in overweging 352 van het bestreden besluit zijn geïdentificeerd, vormt geen gebrek in de motivering van dit besluit, aangezien die inbreuken geen aanvullende juridische kwalificatie dragen die had kunnen worden gespecificeerd. Zoals immers uit de punten 57 en 65 hierboven volgt, is de enige juridische kwalificatie van de betrokken inbreuk die van „enkele en voortdurende inbreuk” die op zijn beurt een „geheel van gedragingen of inbreuken” veronderstelt. Bovendien zijn deze vermeende gedragingen of inbreuken, die uit verschillende contacten bestaan, gedetailleerd in de overwegingen van het bestreden besluit zelf weergegeven en in bijlage I daarbij opgesomd.

    [omissis]

    3. Zesde onderdeel: schending van de rechten van de verdediging wat het in het bestreden besluit vervatte bewijsmateriaal betreft

    [omissis]

    a) Derde grief: niet-nakoming van de motiveringsplicht als gevolg van het feit dat in het bestreden besluit naar bijlage I bij dat besluit wordt verwezen

    [omissis]

    157

    Bovendien hebben verzoeksters ter terechtzitting aangevoerd dat de referenties of identificatienummers die in de mededeling van punten van bezwaar voor de opsomming van de contacten zijn gebruikt, niet overeenstemmen met de referenties die in de bijlage bij dit document of in het bestreden besluit en de bijlage daarbij zijn gebruikt en dat als gevolg daarvan hun rechten van verdediging zijn geschonden.

    158

    Allereerst moet erop worden gewezen dat verzoeksters wederom in algemene termen tegen dit verschil in referenties opkomen, zonder ook maar de minste concrete aanwijzing te geven of te vermelden hoe hun rechten van de verdediging zouden zijn geschonden.

    159

    Ofschoon de inventaris van contacten in de mededeling van punten van bezwaar en de bijlage daarbij inderdaad verschilt van die in het bestreden besluit en de bijlage daarbij, neemt dat nog niet weg dat de gegevens die in die documenten zijn vermeld dezelfde blijven en derhalve nog steeds identificeerbaar zijn. Wanneer namelijk in de mededeling van punten van bezwaar bijvoorbeeld het document betreffende het contact met TSST in juni 2004 in de mededeling van punten van bezwaar voorkomt met de aanduiding „ID 490 blz. 70”, wordt datzelfde document in bijlage I daarbij en in het bestreden besluit en de bijlage daarbij aangeduid met „ID 490/70”. Bovendien is in de kop boven de tabel in bijlage I bij de mededeling van punten van bezwaar en die boven de tabel in de bijlage bij het bestreden besluit duidelijk uitgelegd dat de vermelding van document „ID 490 blz. 70” overeenstemt met document 490 (ID) en dat genoemd contact op bladzijde 70 is vermeld. Bijgevolg kunnen verzoeksters geen schending van hun rechten van verdediging inroepen.

    160

    Hoe dan ook moet worden vastgesteld dat zowel de overwegingen van de mededeling van punten van bezwaar en die van het bestreden besluit als de respectieve bijlagen daarbij voldoende gegevens bevatten om de verweten contacten te kunnen identificeren. Telkens wanneer een contact is vermeld, worden steeds het verweten gedrag, de periode waarin het inbreukmakende gedrag heeft plaatsgevonden en de deelnemers, de klanten en/of de aanbestedingen in kwestie vermeld. Bijgevolg kunnen verzoeksters geen schending van hun rechten van verdediging inroepen.

    [omissis]

    B.   Derde middel: schending van het recht en de feiten bij de bepaling van de geografische reikwijdte van de inbreuk

    [omissis]

    198

    Opgemerkt moet worden dat verzoeksters de internationaal publiekrechtelijke bevoegdheid van de Commissie krachtens artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst ten aanzien van een overeenkomst, een besluit of een onderling afgestemde feitelijke gedraging – die als tweede middel wordt bestreden – verwarren met de geografische reikwijdte van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging in kwestie. Zoals ook de Commissie heeft opgemerkt, moet er immers op worden gewezen dat het feit dat er in de EER gedragingen zijn vertoond relevant is om de bevoegdheid van de Commissie vast te stellen, terwijl het geografische gebied dat door dit gedrag wordt bestreken, wordt bepaald door de gedragingen die onder de mededingingsregeling vallen en door de werking van die regeling. Bijgevolg heeft de Commissie, zoals uit het dossier volgt, zich terecht op het standpunt gesteld dat de mededingingsregeling zich tot de gehele EER uitstrekte.

    [omissis]

    C.   Vierde middel: schending van het recht en de feiten bij de vaststelling van één enkele en voortdurende inbreuk

    [omissis]

    1. Eerste onderdeel: noodzaak om complementariteit aan te tonen om het bestaan van één enkele en voortdurende inbreuk te bewijzen

    [omissis]

    205

    Het volstaat dat in herinnering wordt gebracht dat het criterium dat voor het bestaan van één enkele en voortdurende inbreuk bepalend is, zoals reeds hierboven in punt 123 is opgemerkt, de vraag is of de verschillende gedragingen waaruit de inbreuk bestaat, onderdeel zijn van een „totaalplan” waarmee één doel wordt nagestreefd. Bovendien hoeft niet te worden nagegaan of die gedragingen complementair zijn om deze als enkele en voortdurende inbreuk te kwalificeren, in die zin dat elk ervan is bedoeld om het hoofd te bieden aan een of meer gevolgen van de normale mededinging, en dat zij door hun wisselwerking bijdragen tot de verwezenlijking van het geheel van de mededingingsbeperkende gevolgen dat de daders beogen (zie in die zin arrest van 19 december 2013, Siemens e.a./Commissie, C‑239/11 P, C‑489/11 P en C‑498/11 P, niet gepubliceerd, EU:C:2013:866, punten 247 en 248).

    [omissis]

    2. Tweede onderdeel: schending van het recht en de feiten wat betreft de door de Commissie gestelde contacten ten bewijze van het bestaan van één enkele en voortdurende inbreuk

    [omissis]

    230

    Opgemerkt moet worden dat het feit dat bepaalde kenmerken van de mededingingsregeling in de loop van de tijd zijn gewijzigd, met name de opname van nieuwe leden, de vermindering daarvan of de uitbreiding van de mededingingsregeling zodat zij ook HP zou omvatten, de Commissie niet belet om deze mededingingsregeling als enkele en voortdurende inbreuk te kwalificeren, aangezien het doel ervan ongewijzigd is gebleven (zie in die zin arrest van 24 maart 2011, Aalberts Industries e.a./Commissie, T‑385/06, EU:T:2011:114, punt 105). Bovendien moet worden opgemerkt, zoals ook de Commissie heeft gedaan, dat het feit dat Quanta Storage, Inc. (hierna: „Quanta”) kort nadat zij tot kartel is toegetreden, heeft deelgenomen aan heimelijke contacten ten aanzien van zowel Dell als HP, tot uiting laat komen dat er een totaalplan was om de mededinging te vervalsen dat is blijven voortbestaan, los van de omstandigheid dat bepaalde ondernemingen hun deelname aan bedoelde enkele inbreuk hebben gestaakt (zie in die zin arrest van 16 september 2013, Masco e.a./Commissie, T‑378/10, EU:T:2013:469, punten 119 en 120).

    [omissis]

     

    HET GERECHT (Vijfde kamer),

    rechtdoende, verklaart:

     

    1)

    Het beroep wordt verworpen.

     

    2)

    Toshiba Samsung Storage Technology Corp. en Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corp. zullen hun eigen kosten en die van de Europese Commissie dragen.

     

    Gratsias

    Labucka

    Ulloa Rubio

    Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 juli 2019.

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Engels.

    ( 1 ) Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.

    Top