Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0219

    Zaak C-219/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 april 2016 door Financial Services GmbH, voorheen GFKL Financial Services AG, tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 4 februari 2016 in zaak T-620/11, GFKL Financial Services AG/Europese Commissie

    PB C 222 van 20.6.2016, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.6.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 222/8


    Hogere voorziening ingesteld op 19 april 2016 door Financial Services GmbH, voorheen GFKL Financial Services AG, tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 4 februari 2016 in zaak T-620/11, GFKL Financial Services AG/Europese Commissie

    (Zaak C-219/16 P)

    (2016/C 222/10)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: GFKL Financial Services GmbH, voorheen GFKL Financial Services AG (vertegenwoordigers: Dr. M. Schweda, J. Eggers, Dr. M. Knebelsberger, Dr. F. Loose, Rechtsanwälte)

    Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland

    Conclusies

    Rekwirante verzoekt:

    1.

    het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Negende kamer) van 4 februari 2016 in zaak T-620/11 te vernietigen voor zover haar beroep daarbij is verworpen, en

    besluit 2011/527/EU van de Europese Commissie van 26 januari 2011 betreffende de steunmaatregel van Duitsland C 7/10 (ex CP 250/09 en NN 5/10) („KStG, Sanierungsklausel”) (1), K(2011) 275, nietig te verklaren;

    2.

    subsidiair: het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Negende kamer) van 4 februari 2016 in zaak T-620/11 te vernietigen voor zover haar beroep daarbij is verworpen, en de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht;

    3.

    verweerster in eerste aanleg te verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirante komt met haar hogere voorziening op tegen de kwalificatie van de „Sanierungsklausel” (overdracht van verliezen op toekomstige belastingjaren) van § 8c, lid 1a, KStG [Körperschaftsteuergesetz (wet vennootschapsbelasting)] als selectieve steun.

    Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan:

    Eerste middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU

    De Sanierungsklausel is geen selectieve maatregel en vormt bijgevolg geen steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    Het Gerecht gaat er ten onrechte van uit dat de uitzondering waarin § 8c, lid 1, van het KStG voorziet, op grond waarvan in bepaalde gevallen van verwerving van participaties als zodanig overdraagbare verliezen verloren gaan, tot het referentiestelsel behoort. In werkelijkheid is die bepaling een uitzondering op het referentiestelsel. Het referentiestelsel bestaat in de algemene mogelijkheid van overdracht van verliezen naar latere belastingtijdvakken.

    Daarnaast is de Sanierungsklausel volgens rekwirante een algemene maatregel van fiscaal beleid waarbij geen selectief voordeel wordt verleend. Er bestaan grote verschillen tussen ondernemingen die in moeilijkheden verkeren en onder de Sanierungsklausel vallen, en alle andere, met name economisch gezonde ondernemingen, zodat deze beide groepen ondernemingen zich niet in een vergelijkbare situatie bevinden. Bovendien gaat het Gerecht bij de toetsing van het gelijkheidsbeginsel uit van een louter theoretische situatie, aangezien de door het Gerecht vergeleken groepen in de rechtswereld praktisch niet voorkomen.

    Voorts bevoordeelt de Sanierungsklausel evenmin „bepaalde ondernemingen of bepaalde producties”. In wezen kunnen alle ondernemingen aanspraak maken op de Sanierungsklausel en wordt geen enkele groep ondernemingen op voorhand uitgesloten. De betrokken regeling houdt geen rekening met de „specifieke kenmerken” van een onderneming maar wel met een economische verrichting, namelijk de sanering van de onderneming.

    De Sanierungsklausel kan bovendien ook worden gerechtvaardigd door de opzet van het Duitse belastingstelsel, aangezien zij rechtstreeks uit de Duitse Grondwet voortvloeiende fundamentele beginselen van het Duitse recht inzake de vennootschapsbelasting tot gelding brengt, te weten het beginsel van de verrekening van verliezen tussen verschillende tijdvakken, het beginsel van belastingheffing naar economische draagkracht, en de algemene fiscale doelstelling van verzekering van duurzame belastinginkomsten.

    Tweede middel: schending van het vertrouwensbeginsel

    Het arrest van het Gerecht levert schending op van het Unierechtelijke vertrouwensbeginsel. Dat de Sanierungsklausel als steun kon worden beschouwd, was als zodanig immers voor geen enkele marktdeelnemer duidelijk, ongeacht de zorgvuldigheid waarmee hij te werk ging. Vergelijkbare regelingen in Duitsland of in andere EU-lidstaten zijn door de Commissie nooit als onrechtmatige steun bekritiseerd.


    (1)  PB L 235, blz. 26.


    Top