Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0061

    Zaak C-61/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 februari 2016 door European Bicycle Manufacturers Association tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 26 november 2015 in zaak T-425/13, Giant (China) Co. Ltd/Raad van de Europese Unie

    PB C 106 van 21.3.2016, p. 28–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 106/28


    Hogere voorziening ingesteld op 4 februari 2016 door European Bicycle Manufacturers Association tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 26 november 2015 in zaak T-425/13, Giant (China) Co. Ltd/Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-61/16 P)

    (2016/C 106/30)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: European Bicycle Manufacturers Association (vertegenwoordigers: L. Ruessmann, avocat, J. Beck, solicitor)

    Andere partijen in de procedure: Giant (China) Co. Ltd, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie

    Conclusies

    de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

    het arrest van het Gerecht vernietigen;

    ten gronde uitspraak doen en het verzoek tot vernietiging afwijzen of de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een beslissing ten gronde op het verzoek tot vernietiging; en

    verzoekster voor het Gerecht verwijzen in rekwirantes kosten van de hogere voorziening en de interventie voor het Gerecht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Eerste middel: het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door een onjuiste juridische analyse uit te voeren van de toepassing door de Raad van artikel 18 van de basisverordening. Anders dan het Gerecht heeft vastgesteld, was artikel 18, lid 1, van verordening nr. 502/2013 (1) op het Giant-concern in zijn geheel van toepassing, omdat het de instellingen ontbrak aan volledige en uitgebreide informatie over de verbonden ondernemingen, en niet alleen aan informatie over de uitvoerprijs van het concern.

    Tweede middel: het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te oordelen dat de Raad het niet verstrekken van basisinformatie door Giant niet kon aanmerken als niet-medewerking in de zin van artikel 18, lid 1, van de basisverordening. De vereiste informatie was basisinformatie die de instellingen nodig hadden om een volledig en juist beeld te krijgen van het Giant-concern en derhalve vormde het niet verstrekken van die informatie niet-medewerking, waardoor twijfel rees over de betrouwbaarheid van de door Giant verstrekte informatie.

    Derde middel: het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te oordelen dat er geen risico van ontwijking zou bestaan indien aan Giant, maar niet aan Jinshan een individueel antidumpingrecht werd toegekend. De bezorgdheid van de instellingen over ontwijking door verbonden ondernemingen in de onderhavige zaak is gerechtvaardigd en vormt een geldige extra grond voor afwijzing van het door Giant ingediende verzoek om een individueel antidumpingrecht.


    (1)  Verordening (EU) nr. 502/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 153, blz. 17).


    Top