Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0024

Zaak T-24/15: Beroep ingesteld op 19 januari 2015 — NICO/Raad

PB C 89 van 16.3.2015, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/35


Beroep ingesteld op 19 januari 2015 — NICO/Raad

(Zaak T-24/15)

(2015/C 089/42)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl (Pully, Zwitserland) (vertegenwoordigers: J. Grayston, Solicitor, P. Gjørtler, G. Pandey en D. Rovetta, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2014/776/GBVB van de Raad van 7 november 2014 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1), en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2014 van 7 november 2012 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (2) nietig verklaren, voor zover die handelingen verzoeksters naam opnemen op de lijst van personen en entiteiten waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan: schending van het recht om te worden gehoord, ontoereikende motivering, schending van de rechten van verdediging, kennelijke beoordelingsfout en schending van het fundamentele recht op eigendom.

Verzoekster voert aan dat de Raad haar niet heeft gehoord en er geen contra-indicaties waren die dat rechtvaardigden, in het bijzonder in verband met het leggen van een last op lopende contractuele verplichtingen. Voorts heeft de Raad geen toereikende motivering gegeven. Door dit tweeledig verzuim heeft de Raad verzoeksters recht van verdediging geschonden, daaronder begrepen haar recht op effectieve rechterlijke bescherming. Anders dan de Raad stelt, is verzoekster geen dochteronderneming van NICO Ltd, zoals door de Raad aangewezen, aangezien die onderneming in Jersey niet meer bestaat en in Iran niet bestaat. De Raad heeft hoe dan ook niet aangetoond dat, zelfs als dit het geval was, dit een economisch voordeel voor de Iraanse Staat zou opleveren dat in strijd zou zijn met de doelstellingen van de bestreden handelingen. Ten slotte heeft de Raad, door het leggen van een last op de door verzoekster beheerde eigendomsrechten en lopende contractuele verplichtingen, het fundamentele eigendomsrecht geschonden door maatregelen vast te stellen waarvan niet vaststaat dat zij evenredig zijn.


(1)  PB L 325, blz. 19.

(2)  PB L 325, blz. 3.


Top