EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0015

Zaak T-15/15: Beroep ingesteld op 13 januari 2015 — Costa/Parlement

PB C 81 van 9.3.2015, p. 26–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/26


Beroep ingesteld op 13 januari 2015 — Costa/Parlement

(Zaak T-15/15)

(2015/C 081/34)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Paolo Costa (Venetië, Italië) (vertegenwoordigers: G. Orsoni en M. Romeo, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

het besluit van de voorzitter van het Europees Parlement van 11 november 2014, betekend op 28 november 2014, en alle aan dat besluit voorafgaande, daarop betrekking hebbende en daarop volgende handelingen, nietig verklaren overeenkomstig de artikelen 263 en 264 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

het Europees Parlement verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen besluit nr. 318189 van de voorzitter van het Europees Parlement van 11 november 2014 houdende schorsing van verzoekers ouderdomspensioen met ingang van juni 2010 en terugvordering van de bedragen die hij tussen juli 2009 en mei 2010 heeft ontvangen.

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van rechtsregels, schending van de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement, alsmede schending van artikel 12 van de pensioenregeling voor leden van de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden.

Artikel 12, lid 2-bis, onder v, van de pensioenregeling voor leden van de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden, waarnaar wordt verwezen in de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement, is geschonden omdat het ten onrechte is ingeroepen om te rechtvaardigen dat de uitkering van het pensioen wordt geschorst wegens de uitoefening van het ambt van voorzitter van de havenautoriteit van Venetië.

Het ambt van voorzitter van een Italiaanse havenautoriteit valt overigens niet binnen de werkingssfeer van artikel 12, lid 2 bis, onder v, van de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement, aangezien dit ambt, zoals het Hof van Justitie in zijn arrest van 10 oktober 2014 (C-270/13) heeft erkend, een deskundigenambt is, dat louter is gebaseerd op de bewezen beroepsbekwaamheden van de kandidaat op het gebied van economie en transport, vrij is van politieke banden en politieke benoemingen van overheidswege en geen verband houdt met de uitoefening van een politiek mandaat.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van de Verdragen en van rechtsregels, schending van de artikelen 4 VEU, 6 VEU en 15 VEU, schending van artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) inzake bescherming van de eigendom, schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen, alsmede schending van het beginsel van goede trouw.

De artikelen 4 VEU en 13 VEU zijn geschonden. Die artikelen verplichten het Europees Parlement, evenals de andere instellingen, om steeds de situaties te beschermen waarin binnen de communautaire rechtsorde gewettigd vertrouwen is gewekt bij de rechtssubjecten die er deel van uitmaken.

Voorts zijn het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en het beginsel van goede trouw geschonden, die algemene en fundamentele beginselen van het recht van de Unie zijn en zijn erkend en bevestigd door de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die vereist dat die beginselen steeds worden geëerbiedigd wanneer te goeder trouw aan een persoon uitgekeerde bedragen worden teruggevorderd.

Artikel 1 van het EVRM-protocol inzake bescherming van de eigendom, waarnaar in artikel 6 VEU wordt verwezen en dat dezelfde bindende werking als de Verdragen heeft, is geschonden, aangezien dat artikel vereist dat het gewettigd vertrouwen dat bij een burger is gewekt inzake het bestaan van een vorderingsrecht en de rechtmatige inning ervan, wordt beschermd.


Top