Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0601

    Zaak C-601/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 17 november 2015 — J. N., andere partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

    PB C 38 van 1.2.2016, p. 34–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 38/34


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 17 november 2015 — J. N., andere partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

    (Zaak C-601/15)

    (2016/C 038/47)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Raad van State

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoeker: J. N.

    Andere partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

    Prejudiciële vraag

    Is artikel 8, derde lid, aanhef en onder e, van richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L 180, blz. 96) geldig in het licht van artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2007, C 303, blz. 1):

    1)

    in de situatie dat een onderdaan van een derde land krachtens artikel 8, derde lid, aanhef en onder e, van deze richtlijn in bewaring is gesteld en krachtens artikel 9 van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180, blz. 60) het recht heeft om een in een lidstaat te mogen blijven totdat in eerste aanleg een beslissing op zijn asielverzoek is genomen, en

    2)

    gelet op de Toelichting (PB 2007 C 303, blz. 2) dat de beperkingen die rechtmatig aan de rechten van artikel 6 kunnen worden gesteld, niet verder mogen strekken dan die welke door het EVRM [Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens] in de tekst zelf van artikel 5, aanhef en onder f, zijn toegestaan en de uitleg van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van deze laatste bepaling in onder meer het arrest van 22 september 2015, Nabil e.a. tegen Hongarije, 62116/12, dat een bewaring van een asielzoeker in strijd is met voormeld artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f, indien deze bewaring niet is opgelegd met het oog op verwijdering?


    Top