Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0231

    Zaak C-231/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) op 21 mei 2015 — Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej en Petrotel/Polkomtel

    PB C 294 van 7.9.2015, p. 18–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 294/18


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) op 21 mei 2015 — Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej en Petrotel/Polkomtel

    (Zaak C-231/15)

    (2015/C 294/24)

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Sąd Najwyższy

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej, Petrotel sp. z o.o. (Płock)

    Verwerende partij: Polkomtel sp. z o.o.

    Prejudiciële vraag

    Moet artikel 4, lid 1, eerste en derde volzin, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (1) aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter, in geval een onderneming die elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten aanbiedt, beroep instelt tegen een beslissing van de nationale regelgevende instantie waarin de tarieven voor de gespreksafgifte in het netwerk van die onderneming worden vastgesteld (MTR-beslissing) en vervolgens tegen de daaropvolgende beslissing van de nationale regelgevende instantie waarbij de overeenkomst tussen de adressaat van de MTR-beslissing en een andere onderneming aldus wordt gewijzigd dat de door deze andere onderneming betaalde tarieven voor de gespreksafgifte in het netwerk van de adressaat van de MTR-beslissing overeenkomen met de tarieven in die MTR-beslissing (uitvoeringsbeslissing), na nietigverklaring van de MTR-beslissing de uitvoeringsbeslissing niet nietig kan verklaren in het licht van artikel 4, lid 1, vierde volzin, van richtlijn 2002/21 en de belangen van de door de uitvoeringsbeslissing begunstigde onderneming, die voortvloeien uit het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, of moet artikel 4, lid 1, eerste en derde volzin, van richtlijn 2002/21 jo. artikel 47 van het Handvest van de grondrechten aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter de uitvoeringsbeslissing van de nationale regelgevende instantie nietig kan verklaren en de daarin neergelegde verplichtingen dus kan opheffen voor het tijdvak dat aan de uitspraak voorafgaat, als hij vaststelt dat zulks noodzakelijk is voor een doeltreffende rechtsbescherming van de onderneming die beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de nationale regelgevende instantie waarbij de verplichtingen in de nadien nietig verklaarde beslissing ten uitvoer zijn gelegd?


    (1)  PB L 108, blz. 33.


    Top