Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0375

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 25 januari 2017.
    BAWAG PSK Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse AG tegen Verein für Konsumenteninformation.
    Verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2007/64/EG – Betalingsdiensten in de interne markt – Raamcontracten – Algemene voorlichting vooraf – Verplichting om deze informatie op papier of op een andere duurzame drager te verstrekken – Informatie die wordt verstrekt via een mailbox die een onderdeel vormt van een e‑bankingwebsite.
    Zaak C-375/15.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2017:38

    ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

    25 januari 2017 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2007/64/EG — Betalingsdiensten in de interne markt — Raamcontracten — Algemene voorlichting vooraf — Verplichting om de informatie op papier of op een andere duurzame drager te verstrekken — Informatie die wordt verstrekt via een mailbox die een onderdeel vormt van een e‑bankingwebsite”

    In zaak C‑375/15,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Oberste Gerichtshof (hoogste rechterlijke instantie, Oostenrijk) bij beslissing van 27 mei 2015, ingekomen bij het Hof op 15 juli 2015, in de procedure

    BAWAG PSK Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse AG

    tegen

    Verein für Konsumenteninformation,

    wijst

    HET HOF (Derde kamer),

    samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Vilaras, J. Malenovský, M. Safjan (rapporteur) en D. Šváby, rechters,

    advocaat-generaal: M. Bobek,

    griffier: K. Malacek, administrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 juni 2016,

    gelet op de opmerkingen van:

    BAWAG PSK Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse AG, vertegenwoordigd door G. Schett, Rechtsanwalt,

    Verein für Konsumenteninformation, vertegenwoordigd door S. Langer, Rechtsanwalt,

    de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door L. D’Ascia, avvocato dello Stato,

    de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door W. Mölls en H. Tserepa-Lacombe als gemachtigden,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 september 2016,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 36, lid 1, en artikel 41, lid 1, van richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG (PB 2007, L 319, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 (PB 2009, L 302, blz. 97) (hierna: „richtlijn 2007/64”).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen BAWAG PSK Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse AG (hierna: „BAWAG”) en de Verein für Konsumenteninformation (vereniging voor consumentenvoorlichting; hierna: „Vereniging”), betreffende een beding dat is opgenomen in de contracten die BAWAG met haar consumenten sluit.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    3

    De overwegingen 18, 21 tot en met 24, 27 en 46 van richtlijn 2007/64 luiden als volgt:

    „(18)

    Er moet een samenstel van regels en informatievereisten worden vastgesteld om de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden te waarborgen.

    […]

    (21)

    In deze richtlijn dient te worden gespecificeerd welke de plichten van betalingsdienstaanbieders zijn wanneer zij informatie verstrekken aan betalingsdienstgebruikers, die allen dezelfde, kwalitatief hoogwaardige en duidelijke informatie over betalingsdiensten dienen te ontvangen om met kennis van zaken te kunnen kiezen en binnen de Europese Unie de markt te kunnen verkennen. Ter wille van de transparantie dienen bij deze richtlijn geharmoniseerde minimumvereisten te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan betalingsdienstgebruikers noodzakelijke en toereikende informatie over zowel het betalingsdienstencontract als de betalingstransactie wordt verstrekt. Teneinde een goede werking van de interne markt voor betalingsdiensten te bevorderen zouden de lidstaten naast de informatievoorschriften van deze richtlijn geen andere informatievoorschriften mogen vaststellen.

    (22)

    De consument dient te worden beschermd tegen oneerlijke en misleidende praktijken overeenkomstig richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt [en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (‚richtlijn oneerlijke handelspraktijken’) (PB 2005, L 149, blz. 22)], richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (‚richtlijn inzake elektronische handel’) [(PB 2000, L 178, blz. 1)] en richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten [en tot wijziging van de richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB 2002, L 271, blz. 16), zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/29]. De aanvullende bepalingen in deze richtlijnen blijven van toepassing. Wat de informatie in de precontractuele fase betreft, dient de verhouding tussen de onderhavige richtlijn en richtlijn 2002/65/EG evenwel specifiek te worden toegelicht.

    (23)

    De benodigde informatie dient in verhouding te staan tot de gebruikersbehoeften en moet op uniforme wijze worden meegedeeld. De informatievereisten voor een eenmalige betalingstransactie dienen echter te verschillen van die voor een raamcontract dat op een reeks betalingstransacties betrekking heeft.

    (24)

    In de praktijk zijn raamcontracten en de daaronder vallende betalingstransacties veel gebruikelijker en van groter economisch belang dan eenmalige betalingstransacties. In geval van een betaalrekening of een specifiek betaalinstrument is een raamcontract vereist. De voorschriften inzake voorafgaande informatie dienen daarom zeer uitgebreid te zijn en informatie moet steeds worden verstrekt op papier of op een andere duurzame drager, zoals uitdraaien van printers van rekeningafschriften, computerdiskettes, cd‑roms, dvd’s en harde schijven van personal computers waarop elektronische post is opgeslagen, en internetwebsites, mits deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kunnen worden geraadpleegd en de opgeslagen informatie daarmee ongewijzigd kan worden gereproduceerd. De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker dienen evenwel de mogelijkheid te hebben in het raamcontract overeen te komen op welke wijze achteraf informatie over uitgevoerde betalingstransacties wordt verstrekt. Er kan bijvoorbeeld worden overeengekomen dat bij internetbankieren alle informatie betreffende de betaalrekening online beschikbaar wordt gesteld.

    […]

    (27)

    […] De richtlijn dient […] twee manieren te onderscheiden waarop informatie door de betalingsdienstaanbieder moet worden verstrekt. Ofwel moet de informatie worden verstrekt, d.w.z. actief worden meegedeeld, door de betalingsdienstaanbieder op het gepaste tijdstip, zoals voorgeschreven bij deze richtlijn, zonder verder verzoek van de betalingsdienstgebruiker. Ofwel moet de informatie beschikbaar worden gesteld aan de betalingsdienstgebruiker, rekening houdend met diens eventuele verzoeken om nadere informatie. In het laatste geval moet de betalingsdienstgebruiker uit eigen beweging stappen ondernemen om de informatie te verkrijgen, zoals de betalingsdienstaanbieder daar expliciet om verzoeken, inloggen op de mailbox van de bankrekening of een bankpas in een printer invoeren om bankafschriften te verkrijgen. […]

    […]

    (46)

    Voor een vlotte en efficiënte werking van het betalingssysteem moet de gebruiker erop kunnen vertrouwen dat de betalingsdienstaanbieder de betalingstransactie correct en binnen de overeengekomen termijn uitvoert. De aanbieder is doorgaans in een goede positie om de risico’s te beoordelen die verbonden zijn aan de betalingstransactie. De aanbieder die het betalingssysteem beschikbaar stelt, treft de regelingen om op de verkeerde plaats terechtgekomen of verkeerd toegewezen geldmiddelen terug te roepen, en beslist in de meeste gevallen welke tussenpersonen bij de uitvoering van een transactie worden betrokken. […]”

    4

    In artikel 4 van richtlijn 2007/64, met het opschrift „Definities”, is bepaald:

    „Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    […]

    12.

    ‚raamcontract’: een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;

    […]

    25.

    ‚duurzame drager’: elk hulpmiddel dat het de betalingsdienstgebruiker mogelijk maakt de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

    […]”

    5

    Titel III van deze richtlijn, „Transparantie van aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en informatievereisten”, bevat een hoofdstuk 1, dat het opschrift „Algemene bepalingen” draagt. Dit hoofdstuk bevat onder meer de artikelen 30 en 31 van deze richtlijn.

    6

    Artikel 30 van de richtlijn, met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt:

    „1.   Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamcontracten en op de daaronder vallende betalingstransacties. De partijen kunnen overeenkomen dat deze titel in het geheel of ten dele niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

    2.   De lidstaten mogen bepalen dat de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen op dezelfde wijze worden toegepast als op consumenten.

    […]”

    7

    Artikel 31 van de richtlijn, met het opschrift „Andere bepalingen in gemeenschapswetgeving”, bepaalt:

    „Deze titel doet geen afbreuk aan gemeenschapswetgeving waarbij nog andere vereisten inzake voorafgaande informatie worden opgelegd.

    Voor zover evenwel ook richtlijn [2002/65, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/29,] van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van die richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), van dat lid vervangen door de artikelen 36, 37, 41 en 42 van de onderhavige richtlijn.”

    8

    Hoofdstuk 2 van titel III van richtlijn 2007/64 draagt het opschrift „Eenmalige betalingstransacties”. Dit hoofdstuk bevat met name de artikelen 35 tot en met 37.

    9

    In artikel 35 van deze richtlijn, „Toepassingsgebied”, is bepaald:

    „1.   Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract vallen.

    2.   Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal worden verstrekt.”

    10

    Artikel 36 van de richtlijn, met als opschrift „Algemene voorlichting vooraf”, bepaalt:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder, voordat de betalingsdienstgebruiker door een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie gebonden is, hem op gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel 37 bedoelde informatie en voorwaarden ter beschikking moet stellen. Op verzoek van de betalingsdienstgebruiker verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem de informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen.

    […]

    3.   De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel 37 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.”

    11

    Artikel 37 van de richtlijn, met het opschrift „Informatie en voorwaarden”, geeft in lid 1 een opsomming van de informatie en voorwaarden die aan de betalingsdienstgebruiker moeten worden verstrekt of te zijner beschikking moeten worden gesteld.

    12

    Titel III van richtlijn 2007/64 bevat een hoofdstuk 3, „Raamcontracten”, dat met name de artikelen 40 tot en met 43 bevat.

    13

    Artikel 40 van deze richtlijn, met het opschrift „Toepassingsgebied”, luidt:

    „Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamcontract vallen.”

    14

    Artikel 41 van deze richtlijn, „Algemene voorlichting vooraf”, luidt als volgt:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder, ruimschoots voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, hem op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 42 bedoelde informatie en voorwaarden [verstrekt]. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

    2.   Wanneer het raamcontract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de sluiting van het raamcontract aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid.

    3.   De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpraamcontract waarin de in artikel 42 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.”

    15

    Artikel 42 van de richtlijn, met het opschrift „Mededeling van de voorwaarden”, geeft een opsomming van de informatie en voorwaarden die aan de betalingsdienstgebruiker moeten worden verstrekt.

    16

    Artikel 43 van richtlijn 2007/64, „Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract”, luidt als volgt:

    „Gedurende de contractuele relatie heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van het raamcontract alsmede de in artikel 42 vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager te vragen.”

    17

    Artikel 44 van deze richtlijn, met het opschrift „Wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract”, bepaalt:

    „1.   Elke wijziging in het raamcontract en in de in artikel 42 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 41, lid 1, is bepaald.

    Voor zover van toepassing overeenkomstig artikel 42, punt 6, onder a), deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt. In dat geval vermeldt de betalingsdienstaanbieder eveneens dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract onmiddellijk kosteloos te beëindigen voor de datum waarop de voorgestelde wijzigingen van toepassing worden.

    2.   Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de wijzigingen gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 42 […] overeengekomen referentierentevoet of ‑wisselkoers. De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel 41, lid 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen zonder kennisgeving worden toegepast.

    […]”

    Oostenrijks recht

    18

    Het Bundesgesetz über die Erbringung von Zahlungsdiensten (Zahlungsdienstegesetz – ZaDiG) (wet op de betalingsdiensten) van 2009 (BGBl. I, 66/2009; hierna: „wet op de betalingsdiensten”) vormt de omzetting van richtlijn 2007/64 in Oostenrijks recht.

    19

    § 26 van de wet op de betalingsdiensten luidt als volgt:

    „1.   De betalingsdienstaanbieder moet ruimschoots voordat de betalingsdienstgebruiker door een contract of een contractaanbod gebonden is,

    1)

    in het geval van een raamcontract, hem op papier of, wanneer de betalingsdienstgebruiker daarmee instemt, op een andere duurzame drager de in § 28 bedoelde informatie en contractuele voorwaarden verstrekken […]

    […]

    2.   De informatie en de contractuele voorwaarden moeten in duidelijke en bevattelijke vorm worden verstrekt […]”

    20

    § 29, lid 1, van deze wet bepaalt:

    „De betalingsdienstaanbieder moet

    1)

    elke wijziging in het raamcontract uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan aan de betalingsdienstgebruiker voorstellen op de in § 26, lid 1, punt 1, en § 26, lid 2, bepaalde wijze […]

    […]”

    21

    Bij het Bundesgesetz, mit dem bestimmte rechtliche Aspekte des elektronischen Geschäfts‑ und Rechtsverkehrs geregelt werden (E‑Commerce-Gesetz – ECG) (wet op de elektronische handel) van 2001 (BGBl. I, 152/2001; hierna: „wet op de elektronische handel”) is richtlijn 2000/31 omgezet in Oostenrijks recht.

    22

    § 11 van de wet op de elektronische handel bepaalt:

    „Een aanbieder van diensten moet de contractuele bepalingen en de algemene voorwaarden op een zodanige manier ter beschikking stellen van de gebruiker dat laatstgenoemde deze kan opslaan en reproduceren. Deze verplichting kan niet worden gewijzigd ten nadele van de gebruiker.”

    23

    § 12 van de wet op de elektronische handel luidt:

    „Elektronische berichten in verband met de overeenkomst, andere juridisch belangrijke elektronische berichten en elektronische ontvangstbevestigingen worden geacht te zijn meegedeeld wanneer de partij waartoe zij gericht zijn ze onder normale omstandigheden kan consulteren. Deze bepaling kan niet worden gewijzigd ten nadele van de gebruiker.”

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    24

    De Vereniging is overeenkomstig de Oostenrijkse wettelijke regeling bevoegd om in rechte op te treden teneinde de belangen van de consumenten te beschermen.

    25

    BAWAG is een bank die actief is op het gehele Oostenrijkse grondgebied. In haar verhoudingen met consumenten past zij algemene voorwaarden toe voor het gebruik van de e‑bankingwebsite door deze consumenten.

    26

    De algemene voorwaarden betreffende de e‑bankingwebsite bevatten een beding volgens hetwelk „de klant die met e‑banking heeft ingestemd, de kennisgevingen en verklaringen (in het bijzonder rekeninginformatie, rekeningoverzichten, kredietkaartafrekeningen, kennisgevingen van wijzigingen, enz.) die de bank moet verstrekken aan haar klanten of voor hen toegankelijk moet stellen, ontvangt per post of langs elektronische weg doordat deze opvraagbaar worden gemaakt of verzonden via het e‑bankingsysteem van [BAWAG]”.

    27

    De toegang tot die website wordt verstrekt overeenkomstig een contract dat accessoir is aan een contract inzake de opening en de werking van een bankrekening en dat dus deel uitmaakt van een raamcontract.

    28

    Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de berichten die worden verstuurd naar de voor de consumenten gecreëerde mailboxen op de e‑bankingwebsite, gedurende een periode die geschikt is voor de informatieverstrekking aan deze consumenten ongewijzigd aanwezig blijven in deze mailboxen en niet daaruit worden verwijderd, zodat zij kunnen worden geraadpleegd en ongewijzigd via elektronische weg kunnen worden gereproduceerd of kunnen worden afgedrukt. De consumenten kunnen deze berichten beheren en in voorkomend geval ook verwijderen.

    29

    De Vereniging heeft het Handelsgericht Wien (handelsrechtbank Wenen, Oostenrijk) verzocht om BAWAG te verbieden het bovengenoemde beding of een soortgelijk beding in haar algemene voorwaarden te gebruiken.

    30

    Volgens de Vereniging zijn deze bedingen namelijk in strijd met de voorschriften van de wet op de betalingsdiensten.

    31

    Het Handelsgericht Wien heeft het verzoek van de Vereniging ingewilligd bij beslissing van 31 oktober 2013. BAWAG heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Oberlandesgericht Wien (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Wenen, Oostenrijk).

    32

    Bij beslissing van 11 april 2014 heeft het Oberlandesgericht Wien de beslissing van het Handelsgericht Wien gedeeltelijk herzien. Daarop heeft BAWAG bij de verwijzende rechter beroep in Revision ingesteld tegen de beslissing van het Oberlandesgericht Wien.

    33

    Aangezien het Oberste Gerichtshof (hoogste rechterlijke instantie, Oostenrijk) van oordeel is dat de uitlegging van richtlijn 2007/64 bepalend is voor de beslechting van het hoofdgeding, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

    „1)

    Dient artikel 41, lid 1, juncto artikel 36, lid 1, van richtlijn [2007/64] aldus te worden uitgelegd dat wanneer een bank die in het kader van online bankieren (e‑banking) informatie (in elektronische vorm) doet toekomen in de mailbox van een klant, zodat deze na het inloggen op de e‑bankingwebsite door aanklikken toegang kan krijgen tot de informatie, deze informatie op een duurzame drager aan de klant wordt verstrekt?

    2)

    Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt:

    Dient artikel 41, lid 1, juncto artikel 36, lid 1, van [richtlijn 2007/64] aldus te worden uitgelegd dat in een dergelijk geval

    a)

    de informatie door de bank weliswaar op een duurzame drager wordt aangeboden, maar niet wordt verstrekt aan de klant en hem alleen ter beschikking wordt gesteld, of

    b)

    slechts sprake is van het ter beschikking stellen van de informatie, zonder dat er een duurzame drager wordt gebruikt?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    34

    Met zijn vragen, die samen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 41, lid 1, en artikel 44, lid 1, van richtlijn 2007/64, gelezen in samenhang met artikel 4, punt 25, van deze richtlijn, aldus moeten worden uitgelegd dat de aanbieder van een betalingsdienst die de gebruiker van die dienst in kennis stelt van wijzigingen van de in artikel 42 van deze richtlijn vermelde informatie en voorwaarden en van het raamcontract door een bericht te sturen naar een aan die gebruiker toebehorende mailbox die een onderdeel vormt van een e‑bankingwebsite, moet worden geacht deze informatie te hebben verstrekt op een duurzame drager in de zin van deze bepalingen, dan wel moet worden geacht deze louter ter beschikking te hebben gesteld van de gebruiker, zoals artikel 36, lid 1, eerste volzin, van deze richtlijn voorschrijft met betrekking tot de in artikel 37 van deze richtlijn bedoelde informatie en voorwaarden.

    35

    Om te beginnen moet in herinnering worden gebracht dat artikel 36, lid 1, van richtlijn 2007/64 voorziet in een verplichting om de betalingsdienstgebruikers op voorhand algemene voorlichting te verstrekken over een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie, die niet onder een raamcontract in de zin van artikel 4, punt 12, van deze richtlijn vallen, terwijl artikel 41, lid 1, van deze richtlijn in een dergelijke verplichting voorziet voor betalingstransacties die wel onder een raamcontract vallen.

    36

    In artikel 4, punt 12, van richtlijn 2007/64 wordt het begrip „raamcontract” voor de toepassing van deze richtlijn gedefinieerd als een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten.

    37

    Luidens artikel 41, lid 1, van deze richtlijn schrijven de lidstaten voor dat de betalingsdienstaanbieder, ruimschoots voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, laatstgenoemde op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 42 bedoelde informatie en voorwaarden verstrekt.

    38

    Voorts heet het in artikel 44, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2007/64 dat elke wijziging in het raamcontract en in de in artikel 42 van deze richtlijn vermelde informatie en voorwaarden uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder wordt voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 41, lid 1, van deze richtlijn is bepaald.

    39

    Teneinde een nuttig antwoord te kunnen geven op de gestelde vragen, moeten twee in artikel 41, lid 1, van deze richtlijn gestelde vereisten worden onderzocht, namelijk het vereiste dat wordt gebruikgemaakt van een duurzame drager waarop de betrokken informatie is vastgelegd, en het vereiste dat deze informatie aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt.

    40

    In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het in artikel 41, lid 1, van richtlijn 2007/64 vermelde begrip „duurzame drager” in artikel 4, punt 25, van deze richtlijn is omschreven als elk hulpmiddel dat het de betalingsdienstgebruiker mogelijk maakt de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd.

    41

    In overweging 24 van deze richtlijn is gepreciseerd dat de voorschriften inzake voorafgaande informatie zeer uitgebreid dienen te zijn en dat informatie steeds moet worden verstrekt op papier of op een andere duurzame drager, zoals uitdraaien van printers van rekeningafschriften, computerdiskettes, cd‑roms, dvd’s en harde schijven van personal computers waarop elektronische post is opgeslagen, en internetwebsites, mits deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kunnen worden geraadpleegd en de opgeslagen informatie daarmee ongewijzigd kan worden gereproduceerd.

    42

    Het Hof heeft, onder verwijzing naar met name de definitie van „duurzame drager” in artikel 3, onder m), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66, met rectificaties in PB 2009, L 207, blz. 14; PB 2010, L 199, blz. 40, en PB 2011, L 234, blz. 46), geoordeeld dat deze drager moet waarborgen dat de consument, op dezelfde manier als bij een papieren drager, de te verstrekken informatie in bezit heeft, zodat hij in voorkomend geval zijn rechten kan doen gelden. In dit verband is het relevant dat de consument de aan hem persoonlijk gerichte informatie kan opslaan, dat hij de garantie heeft dat de inhoud ervan niet wordt gewijzigd en dat de informatie gedurende een passende termijn toegankelijk is, alsook dat hij over de mogelijkheid beschikt om deze informatie ongewijzigd te reproduceren (zie in die zin arresten van 5 juli 2012, Content Services, C‑49/11, EU:C:2012:419, punten 4244, en 9 november 2016, Home Credit Slovakia, C‑42/15, EU:C:2016:842, punt 35).

    43

    Zoals de advocaat-generaal in de punten 51 tot en met 63 van zijn conclusie heeft opgemerkt en zoals het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) in zijn arrest van 27 januari 2010, Inconsult Anstalt/Finanzmarktaufsicht (E‑04/09, EFTA Court Report 2009‑2010, blz. 86, punten 63‑66), heeft geoordeeld, moeten bepaalde websites als „duurzame dragers” in de zin van artikel 4, punt 25, van richtlijn 2007/64 worden aangemerkt.

    44

    Gelet op met name de punten 40 tot en met 42 van het onderhavige arrest, is dit het geval wanneer een website het de betalingsdienstgebruiker mogelijk maakt de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie gepaste periode kan worden geraadpleegd en ongewijzigd kan worden gereproduceerd. Een website kan voorts slechts als „duurzame drager” in de zin van de voornoemde bepaling worden aangemerkt indien noch de betalingsdienstaanbieder noch de professional die belast is met het beheer van deze website, eenzijdig de inhoud ervan kan wijzigen.

    45

    Deze uitlegging strookt met de doelstelling die in de overwegingen 21 en 22 van richtlijn 2007/64 is geformuleerd, namelijk de betalingsdienstgebruikers en in het bijzonder de consumenten te beschermen.

    46

    Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of in het hoofdgeding is voldaan aan de in punt 44 hierboven gespecificeerde voorwaarden.

    47

    Wat in de tweede plaats de vraag betreft in welke gevallen de wijzigingen van de in artikel 42 van richtlijn 2007/64 vermelde informatie en voorwaarden en van het raamcontract kunnen worden geacht overeenkomstig artikel 41, lid 1, van deze richtlijn op een duurzame drager te zijn „verstrekt”, moet in herinnering worden gebracht dat deze richtlijn, zoals in overweging 27 ervan is vermeld, twee manieren onderscheidt waarop informatie door de betalingsdienstaanbieder moet worden verschaft: ofwel moet hij de betrokken informatie verstrekken, dat wil zeggen actief meedelen, zonder verder verzoek van de betalingsdienstgebruiker, ofwel moet de informatie beschikbaar worden gesteld aan de betalingsdienstgebruiker, rekening houdend met diens eventuele verzoeken om nadere informatie. In het laatste geval moet de betalingsdienstgebruiker uit eigen beweging stappen ondernemen om de informatie te verkrijgen, zoals de betalingsdienstaanbieder daar expliciet om verzoeken, inloggen op de mailbox van de bankrekening of een bankpas in een printer invoeren om bankafschriften te verkrijgen.

    48

    Wanneer richtlijn 2007/64 bepaalt dat de betalingsdienstaanbieder de betrokken informatie verstrekt aan de gebruiker van deze dienst, moet deze aanbieder die informatie dus actief meedelen.

    49

    Zoals de advocaat-generaal in de punten 75 tot en met 77 van zijn conclusie heeft opgemerkt, kan bovendien, gelet op het feit dat de bescherming van de betalingsdienstgebruikers en in het bijzonder van de consumenten – zoals in punt 45 hierboven in herinnering is gebracht – een van de doelstellingen van de richtlijn is, niet redelijkerwijs van de betalingsdienstgebruikers worden verlangd dat zij op regelmatige basis alle elektronischecommunicatiediensten waarop zij hebben ingetekend consulteren, te meer daar deze gebruikers volgens artikel 44, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2007/64 worden geacht om onder de daarin bepaalde voorwaarden de wijzigingen in de voorwaarden van een raamcontract die door de aanbieders zijn voorgesteld, te hebben aanvaard.

    50

    De informatie in kwestie die door de betalingsdienstaanbieder aan de gebruiker van die dienst wordt meegedeeld via een e‑bankingwebsite, kan worden geacht te zijn verstrekt in de zin van artikel 41, lid 1, van richtlijn 2007/64 indien een dergelijke mededeling gepaard gaat met een actieve gedraging van deze aanbieder om de gebruiker op de hoogte te stellen van het feit dat er een bericht voor hem is en dat hij het op die website kan raadplegen.

    51

    Zoals de advocaat-generaal in punt 79 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, kan een dergelijke gedraging met name bestaan in het versturen van een brief of een e‑mail naar het adres dat de gebruiker van deze diensten doorgaans gebruikt om met anderen te communiceren en waarvan de betalingsdienstaanbieder en ‑gebruiker in een tussen hen gesloten raamcontract hebben afgesproken het te gebruiken. Het aldus gekozen adres mag echter niet het mailadres zijn dat aan deze gebruiker is toegewezen op de e‑bankingwebsite die wordt beheerd door de betalingsdienstaanbieder of een andere professional die belast is met het beheer van deze website, aangezien deze gebruiker die website – ook al bevat zij een mailbox – niet gebruikt voor zijn gebruikelijke communicatie met anderen dan deze aanbieder.

    52

    Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de wijzigingen van de in artikel 42 van richtlijn 2007/64 vermelde informatie en voorwaarden en de wijzigingen van het betrokken raamcontract, gelet op alle omstandigheden van het hoofdgeding, kunnen worden geacht actief door de aanbieder van de betalingsdienst aan de gebruiker van die dienst te zijn meegedeeld.

    53

    Gelet op een en ander moeten de gestelde vragen als volgt worden beantwoord:

    Artikel 41, lid 1, en artikel 44, lid 1, van richtlijn 2007/64, gelezen in samenhang met artikel 4, punt 25, van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat wijzigingen van de in artikel 42 van deze richtlijn vermelde informatie en voorwaarden en de wijzigingen van het raamcontract die door de aanbieder van een betalingsdienst aan de gebruiker van die dienst worden meegedeeld via een mailbox die een onderdeel vormt van een e‑bankingwebsite, slechts kunnen worden geacht op een duurzame drager te zijn verstrekt in de zin van deze bepalingen, indien aan twee voorwaarden is voldaan:

    deze website biedt de gebruiker de mogelijkheid om de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een passende termijn kan worden geraadpleegd en ongewijzigd kan worden gereproduceerd, zonder dat de aanbieder of een andere professional de inhoud ervan eenzijdig kan wijzigen, en

    indien de betalingsdienstgebruiker slechts kennis kan nemen van deze informatie door die website te raadplegen, moet de betalingsdienstaanbieder, wanneer hij de informatie meedeelt, ook een actieve gedraging stellen om deze gebruiker op de hoogte te stellen van het feit dat er een bericht voor hem is en dat hij het op die website kan raadplegen.

    Indien de betalingsdienstgebruiker slechts kennis kan nemen van de bedoelde informatie door een dergelijke website te raadplegen, wordt die informatie hem louter ter beschikking gesteld in de zin van artikel 36, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 2007/64 wanneer de mededeling ervan niet gepaard gaat met een dergelijke actieve gedraging van de betalingsdienstaanbieder.

    Kosten

    54

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

     

    Artikel 41, lid 1, en artikel 44, lid 1, van richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009, gelezen in samenhang met artikel 4, punt 25, van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat wijzigingen van de in artikel 42 van deze richtlijn vermelde informatie en voorwaarden en de wijzigingen van het raamcontract die door de aanbieder van een betalingsdienst aan de gebruiker van die dienst worden meegedeeld via een mailbox die een onderdeel vormt van een e‑bankingwebsite, slechts kunnen worden geacht op een duurzame drager te zijn verstrekt in de zin van deze bepalingen, indien aan twee voorwaarden is voldaan:

     

    deze website biedt de gebruiker de mogelijkheid om de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een passende termijn kan worden geraadpleegd en ongewijzigd kan worden gereproduceerd, zonder dat de aanbieder of een andere professional de inhoud ervan eenzijdig kan wijzigen, en

     

    indien de betalingsdienstgebruiker slechts kennis kan nemen van deze informatie door die website te raadplegen, moet de betalingsdienstaanbieder, wanneer hij de informatie meedeelt, ook een actieve gedraging stellen om deze gebruiker op de hoogte te stellen van het feit dat er een bericht voor hem is en dat hij het op die website kan raadplegen.

     

    Indien de betalingsdienstgebruiker slechts kennis kan nemen van de bedoelde informatie door een dergelijke website te raadplegen, wordt die informatie hem louter ter beschikking gesteld in de zin van artikel 36, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 2007/64, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/111, wanneer de mededeling ervan niet gepaard gaat met een dergelijke actieve gedraging van de betalingsdienstaanbieder.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) * Procestaal: Duits

    Top