EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0064

Zaak C-64/15: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 28 januari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — BP Europa SE/Hauptzollamt Hamburg-Stadt (Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Algemene regeling inzake accijns — Richtlijn 2008/118/EG — Onregelmatigheid die heeft plaatsgevonden tijdens een overbrenging van accijnsgoederen — Overbrenging van goederen onder een accijnsschorsingsregeling — Bij de levering ontbrekende goederen — Heffing van accijns bij gebreke van bewijs dat de goederen zijn vernietigd of verloren zijn gegaan)

PB C 106 van 21.3.2016, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/8


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 28 januari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — BP Europa SE/Hauptzollamt Hamburg-Stadt

(Zaak C-64/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Algemene regeling inzake accijns - Richtlijn 2008/118/EG - Onregelmatigheid die heeft plaatsgevonden tijdens een overbrenging van accijnsgoederen - Overbrenging van goederen onder een accijnsschorsingsregeling - Bij de levering ontbrekende goederen - Heffing van accijns bij gebreke van bewijs dat de goederen zijn vernietigd of verloren zijn gegaan))

(2016/C 106/11)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BP Europa SE

Verwerende partij: Hauptzollamt Hamburg-Stadt

Dictum

1)

Artikel 20, lid 2, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG moet aldus worden uitgelegd dat de overbrenging van onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen in een situatie als die van het hoofdgeding eindigt, in de zin van deze bepaling, op het tijdstip waarop de geadresseerde van deze goederen, na de volledige uitlading van het transportmiddel dat die goederen bevat, constateert dat een bepaalde hoeveelheid van de te leveren goederen ontbreekt.

2)

De artikelen 7, lid 2, onder a), en 10, lid 2, van richtlijn 2008/118, gelezen in onderlinge samenhang, moeten aldus worden uitgelegd dat

de in artikel 7, lid 4, van deze richtlijn bedoelde situatie niet valt onder de situaties waarvoor deze bepalingen gelden, en dat

het feit dat een nationale bepaling ter omzetting van artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/118, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, niet uitdrukkelijk vermeldt dat de onder deze bepaling van de richtlijn vallende onregelmatigheid moet hebben geresulteerd in uitslag tot verbruik van de betreffende goederen, niet in de weg staat aan de toepassing van deze nationale bepaling bij de constatering dat een bepaalde hoeveelheid ontbreekt, wat noodzakelijkerwijs een dergelijke uitslag tot verbruik impliceert.

3)

Artikel 10, lid 4, van richtlijn 2008/118 moet aldus worden uitgelegd dat het niet alleen van toepassing is wanneer de totaliteit van de onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte goederen niet op de plaats van bestemming is aangekomen, maar ook wanneer slechts een gedeelte van deze goederen niet op de plaats van bestemming is aangekomen.


(1)  PB C 138 van 27.4.2015.


Top