Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0338

    Zaak T-338/14: Beroep ingesteld op 19 mei 2014 — UNIC/Commissie

    PB C 212 van 7.7.2014, p. 41–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.7.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 212/41


    Beroep ingesteld op 19 mei 2014 — UNIC/Commissie

    (Zaak T-338/14)

    2014/C 212/53

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Unione Nazionale Industria Conciaria (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: A. Fratini, advocaat, M. Bottino, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het beroep toe te wijzen en derhalve het bestreden besluit nietig te verklaren;

    de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het onderhavige beroep richt zich tegen het besluit van de Europese Commissie van 19 maart 2004 houdende afwijzing van het verzoek om inleiding van de procedure voor intrekking van de tariefpreferentieregelingen ten gunste van India, Pakistan en Ethiopië voor onbewerkte huiden en halffabricaten als bedoeld in de afdelingen S-8a, S-8b en S-12a van verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303, blz. 1).

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan:

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 296 VWEU en artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    De verplichting van een duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige motivering, zoals uitgelegd door de rechtspraak van het Hof van Justitie, is in het bestreden besluit niet in acht genomen.

    2.

    Tweede middel: kennelijk onjuiste boordeling

    De passendheid van de tijdelijke intrekking van de preferentiële regelingen met betrekking tot het probleem van de levering van grondstoffen, en het bestaan van de voorwaarden voor de tijdelijke intrekking van de algemene preferentiële regelingen toegekend aan India, Ethiopië en Pakistan in de zin van artikel 19, lid 1, sub d, van de aangehaalde verordening, zijn kennelijk onjuist beoordeeld.

    3.

    Derde middel: schending van het recht op behoorlijk bestuur van artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    Niet is nagegaan of de voorwaarden voor de inleiding van de procedure voor intrekking van de tariefpreferenties in artikel 19, lid 1, sub d, van de aangehaalde verordening zijn vervuld.


    Top