Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0129

Zaak T-129/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 21 februari 2014 door Carlos Andres en 150 andere rekwiranten tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2013 in zaak F-15/10, Andres e.a./ECB

PB C 159 van 26.5.2014, p. 27–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 159/27


Hogere voorziening ingesteld op 21 februari 2014 door Carlos Andres en 150 andere rekwiranten tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2013 in zaak F-15/10, Andres e.a./ECB

(Zaak T-129/14 P)

2014/C 159/38

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partijen: Carlos Andres (Frankfurt am Main, Duitsland) en 150 andere rekwiranten (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 11 december 2013 in zaak F-15/10 te vernietigen;

dientengevolge, de door rekwiranten in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en, derhalve,

nietig te verklaren de salarisafrekeningen over juni 2009 voor zover daarin met betrekking tot rekwiranten voor het eerst toepassing wordt gegeven aan de hervorming van de pensioenregeling waartoe de raad van bestuur op 4 mei 2009 heeft besloten alsmede nietig te verklaren, in dezelfde mate, alle vorige salarisafrekeningen en toekomstige pensioenafrekeningen;

voor zover nodig, nietig te verklaren de op 28 augustus respectievelijk 17 december 2009 gedateerde besluiten tot afwijzing van de verzoeken om herziening („administrative review”) en van de interne klachten („grievance procedure”);

dientengevolge,

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van het verschil in bezoldiging en pensioen voortvloeiende uit voormeld besluit van de raad van bestuur van 4 mei 2009 ten opzichte van de toepassing van de voorgaande pensioenregeling, waarbij het verschil in bezoldiging en pensioen moet worden vermeerderd met vertragingsrente vanaf 15 juni 2009 en vervolgens vanaf de 15e van elke maand tot aan de volledige betaling, tegen de tariefvoet vastgesteld door de ECB, vermeerderd met 3 punten,

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de schade als gevolg van het verlies aan koopkracht, waarbij deze schade ex aequo et bono en voorlopig moet worden vastgesteld op 1 % van de maandelijkse bezoldiging van elke rekwirant;

de ECB te verwijzen in alle kosten;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voeren de rekwirerende partijen acht middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 6.8 van bijlage III bij de arbeidsvoorwaarden, schending van het legaliteits- en het rechtszekerheidsbeginsel alsmede schending van artikel 35, lid 1, sub e, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken.

2.

Tweede middel, ontleend aan inbreuk op de bevoegdheden van het comité van toezicht, schending van bijlage III bij de arbeidsvoorwaarden en van het mandaat van het comité van toezicht alsmede schending van het beginsel van goede trouw.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van het recht van raadpleging van het personeelscomité en het comité van toezicht, schending van het beginsel van goede trouw en van de artikelen 45 en 46 van de arbeidsvoorwaarden, schending van het protocolakkoord over de betrekkingen tussen de directie en het personeelscomité van de ECB, schending van bijlage III bij de arbeidsvoorwaarden en van het mandaat van het comité van toezicht alsmede verkeerde opvatting van het dossier.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van artikel 6.3 van het pensioenplan, niet-uitvoering van de controle van de motivering van het besluit van 4 mei 2009, verkeerde opvatting van het dossier en schending van het beginsel van goed financieel beheer.

5.

Vijfde middel, ontleend aan niet-uitvoering van de controle van een kennelijke beoordelingsfout en verkeerde opvatting van het dossier.

6.

Zesde middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel, niet-nakoming van de motiveringsplicht, verkeerde opvatting van het dossier en van het bewijsmateriaal.

7.

Zevende middel, ontleend aan miskenning van de verschillende aard van een contractuele en een statutaire arbeidsverhouding, inbreuk op fundamentele voorwaarden van de arbeidsverhouding en schending van richtlijn 91/533. (1)

8.

Achtste middel, ontleend aan een inbreuk op verworven rechten.


(1)  Richtlijn 91/533/EEG van de Raad van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn (PB L 288, blz. 32).


Top