This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014TA0068
Case T-68/14: Judgment of the General Court of 3 May 2016 — Post Bank Iran v Council (Common foreign and security policy — Restrictive measures adopted against Iran with the aim of preventing nuclear proliferation — Freezing of funds — Plea of illegality — Article 46(2) of Regulation (EU) No 267/2012 — Article 215 TFEU — Article 20(1)(c) of Decision 2010/413/CFSP, as amended by Article 1(7) of Decision 2012/35/CFSP — Article 23(2)(d) of Regulation No 267/2012 — Fundamental rights — Articles 2 TEU, 21 TEU and 23 TEU — Articles 17 and 52 of the Charter of Fundamental Rights — Error of assessment — Equal treatment — Non-discrimination — Principle of sound administration — Obligation to state reasons — Misuse of powers — Legitimate expectations — Proportionality)
Zaak T-68/14: Arrest van het Gerecht van 3 mei 2016 – Post Bank Iran/Raad [„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie — Bevriezing van tegoeden — Exceptie van onwettigheid — Artikel 46, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 — Artikel 215 VWEU — Artikel 20, lid 1, onder c), van besluit 2010/413/GBVB, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 7, van besluit 2012/35/GBVB — Artikel 23, lid 2, onder d), van verordening nr. 267/2012 — Grondrechten — Artikelen 2 VEU, 21 VEU en 23 VEU — Artikelen 17 en 52 van het Handvest van de grondrechten — Beoordelingsfout — Gelijke behandeling — Non-discriminatie — Beginsel van behoorlijk bestuur — Motiveringsplicht — Misbruik van bevoegdheid — Gewettigd vertrouwen — Evenredigheid”]
Zaak T-68/14: Arrest van het Gerecht van 3 mei 2016 – Post Bank Iran/Raad [„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie — Bevriezing van tegoeden — Exceptie van onwettigheid — Artikel 46, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 — Artikel 215 VWEU — Artikel 20, lid 1, onder c), van besluit 2010/413/GBVB, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 7, van besluit 2012/35/GBVB — Artikel 23, lid 2, onder d), van verordening nr. 267/2012 — Grondrechten — Artikelen 2 VEU, 21 VEU en 23 VEU — Artikelen 17 en 52 van het Handvest van de grondrechten — Beoordelingsfout — Gelijke behandeling — Non-discriminatie — Beginsel van behoorlijk bestuur — Motiveringsplicht — Misbruik van bevoegdheid — Gewettigd vertrouwen — Evenredigheid”]
PB C 222 van 20.6.2016, p. 14–15
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 222/14 |
Arrest van het Gerecht van 3 mei 2016 – Post Bank Iran/Raad
(Zaak T-68/14) (1)
([„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Exceptie van onwettigheid - Artikel 46, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 - Artikel 215 VWEU - Artikel 20, lid 1, onder c), van besluit 2010/413/GBVB, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 7, van besluit 2012/35/GBVB - Artikel 23, lid 2, onder d), van verordening nr. 267/2012 - Grondrechten - Artikelen 2 VEU, 21 VEU en 23 VEU - Artikelen 17 en 52 van het Handvest van de grondrechten - Beoordelingsfout - Gelijke behandeling - Non-discriminatie - Beginsel van behoorlijk bestuur - Motiveringsplicht - Misbruik van bevoegdheid - Gewettigd vertrouwen - Evenredigheid”])
(2016/C 222/15)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Post Bank Iran (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: D. Luff, advocaat)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: I. Rodios en M. Bishop, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castillo de la Torre en D. Gauci, gemachtigden)
Voorwerp
Ten eerste een verzoek tot nietigverklaring op grond van de artikelen 263 VWEU en 275 VWEU van besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 306, blz. 18) en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van de Raad van 15 november 2013 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 306, blz. 3), voor zover zij verzoekster betreffen, en, ten tweede, een verzoek op grond van artikel 277 VWEU tot verklaring van niet-toepasselijkheid ten aanzien van verzoekster van artikel 20, lid 1, onder c), van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 (PB L 19, blz. 22), alsmede van de artikelen 23, lid 2, onder d), en 46, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Post Bank Iran wordt verwezen in de kosten. |