EUR-Lex Prístup k právu Európskej únie

Späť na domovskú stránku portálu EUR-Lex

Tento dokument je výňatok z webového sídla EUR-Lex

Dokument 62014CN0374

Zaak C-374/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 augustus 2014 door Walcher Meßtechnik GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 22 mei 2014 in zaak T-95/13, Walcher Meßtechnik GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

PB C 351 van 6.10.2014, s. 6 – 7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 351/6


Hogere voorziening ingesteld op 4 augustus 2014 door Walcher Meßtechnik GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 22 mei 2014 in zaak T-95/13, Walcher Meßtechnik GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-374/14 P)

2014/C 351/08

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Walcher Meßtechnik GmbH (vertegenwoordiger: S. Walter, Rechtsanwalt)

Andere partij bij de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van het arrest van de Zesde kamer van het Gerecht van de Europese Unie van 22 mei 2014 in zaak T-95/13 en van de litigieuze beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 13 december 2012 in zaak R 1779/2012-1;

subsidiair, vernietiging van het arrest van de Zesde kamer van het Gerecht van 22 mei 2014 in zaak T-95/13 en terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht;

verwijzing van het BHIM in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert twee middelen aan, waarvan het eerste drie onderdelen omvat.

1.

Eerste middel

Het bestreden arrest schendt artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 (1) op drie punten:

Bij de beoordeling of een teken kan worden ingeschreven, moet op de bewoordingen van de beoogde waren en/of diensten worden afgegaan. Dat was in de procedure voor het Gerecht niet het geval. In plaats daarvan is het Gerecht afgegaan op internetpagina’s van rekwirante en op de opgave van waren van een in de VS ingeschreven merk, dat geen voorwerp van het geding was.

Zelfs met de door het Gerecht veronderstelde betekenis van het woord HIPERDRIVE wordt door het teken HIPERDRIVE louter een kenmerk van een aandrijving beschreven. Door de vermeende beschrijving van het in de beoogde waren geïntegreerde aandrijvingsdeel worden echter geen wezenlijke kenmerken van de beoogde waren zelf beschreven. Het Gerecht heeft aldus de in de recentste Europese rechtspraak daarvoor geformuleerde criteria onjuist toegepast [zie arrest Gerecht van 15 januari 2013, BSH/BHIM (ecoDoor), T-625/11 (2), en arrest Hof van 10 juli 2014, BSH/BHIM, C-126/13 P (3), punt 27].

De vermeende onjuiste aanname van het Gerecht dat „HIPER” moet worden gelijkgesteld met „hyper”, hoewel deze begrippen nooit als synoniemen worden gebruikt, berust op de onjuiste bewering dat „HIPER” en „hyper” in het Engels op dezelfde manier worden uitgesproken. Deze vermeende onjuiste bewering wordt door het Gerecht niet onderbouwd noch gemotiveerd, ondanks de talrijke voorbeelden van rekwirante die in de andere richting wijzen. De vraag of de motivering van een arrest van het Gerecht tegenstrijdig of ontoereikend is, is volgens de rechtspraak een rechtsvraag.

2.

Tweede middel

Het bestreden arrest schendt de algemene beginselen van het Unierecht, namelijk het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van willekeur. Het is eenvormige praktijk bij het BHIM, het bestanddeel HIPER niet gelijk te stellen met „hyper”. Deze praktijk bestond reeds voor de aanvraag van het litigieuze teken en bestaat ook daarna nog. De situatie in het onderhavige geval wijkt af van die waarin een aanvrager zich enkel op eerdere aanvragen beroept. Uit het feit dat „HIPER”-merken na de betwisting van de onderhavige aanvragen door het BHIM niet meer zijn betwist, blijkt dat de betwisting van de litigieuze merkaanvraag een duidelijke schending vormt van het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van willekeur.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

(2)  ECLI:EU:T:2013:14.

(3)  ECLI:EU:C:2014:2065.


Začiatok