This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CA0396
Case C-396/14: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 24 May 2016 (request for a preliminary ruling from Klagenævnet for Udbud — Denmark) — MT Højgaard A/S, Züblin A/S v Banedanmark (Reference for a preliminary ruling — Article 267 TFEU — Jurisdiction of the Court — Status of the referring body as a court or tribunal — Procurement procedure in railway infrastructure sector — Negotiated procedure — Directive 2004/17/EC — Article 10 — Article 51(3) — Principle of equal treatment of tenderers — Group composed of two companies and admitted as such as a tenderer — Tender submitted by one of the two companies, in its own name, the other company having been declared insolvent — Company considered to be capable, by itself, of being admitted as a tenderer — Contract awarded to that company)
Zaak C-396/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 mei 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Klagenævn for Udbud - Denemarken) – MT Højgaard A/S, Züblin A/S/Banedanmark (Prejudiciële verwijzing — Artikel 267 VWEU — Bevoegdheid van het Hof — Hoedanigheid van rechterlijke instantie van het verwijzende orgaan — Overheidsopdracht in de sector spoorweginfrastructuur — Onderhandelingsprocedure — Richtlijn 2004/17/EG — Artikel 10 — Artikel 51, lid 3 — Beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers — Combinatie van twee vennootschappen die als inschrijver is toegelaten — Offerte ingediend door een van de twee vennootschappen in eigen naam na faillietverklaring van de andere vennootschap — Vennootschap die beschouwd wordt als geschikt om te worden toegelaten als zelfstandig inschrijver — Gunning van de opdracht aan deze vennootschap)
Zaak C-396/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 mei 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Klagenævn for Udbud - Denemarken) – MT Højgaard A/S, Züblin A/S/Banedanmark (Prejudiciële verwijzing — Artikel 267 VWEU — Bevoegdheid van het Hof — Hoedanigheid van rechterlijke instantie van het verwijzende orgaan — Overheidsopdracht in de sector spoorweginfrastructuur — Onderhandelingsprocedure — Richtlijn 2004/17/EG — Artikel 10 — Artikel 51, lid 3 — Beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers — Combinatie van twee vennootschappen die als inschrijver is toegelaten — Offerte ingediend door een van de twee vennootschappen in eigen naam na faillietverklaring van de andere vennootschap — Vennootschap die beschouwd wordt als geschikt om te worden toegelaten als zelfstandig inschrijver — Gunning van de opdracht aan deze vennootschap)
PB C 260 van 18.7.2016, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 260/3 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 mei 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Klagenævn for Udbud - Denemarken) – MT Højgaard A/S, Züblin A/S/Banedanmark
(Zaak C-396/14) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Artikel 267 VWEU - Bevoegdheid van het Hof - Hoedanigheid van rechterlijke instantie van het verwijzende orgaan - Overheidsopdracht in de sector spoorweginfrastructuur - Onderhandelingsprocedure - Richtlijn 2004/17/EG - Artikel 10 - Artikel 51, lid 3 - Beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers - Combinatie van twee vennootschappen die als inschrijver is toegelaten - Offerte ingediend door een van de twee vennootschappen in eigen naam na faillietverklaring van de andere vennootschap - Vennootschap die beschouwd wordt als geschikt om te worden toegelaten als zelfstandig inschrijver - Gunning van de opdracht aan deze vennootschap))
(2016/C 260/03)
Procestaal: Deens
Verwijzende rechter
Klagenævnet for Udbud
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: MT Højgaard A/S, Züblin A/S
Verwerende partij: Banedanmark
Dictum
Het beginsel van gelijke behandeling van ondernemers in artikel 10 van richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, in samenhang met artikel 51 van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat een aanbestedende dienst dat beginsel niet schendt als hij toestaat dat een van de twee ondernemers die deel uitmaakten van een combinatie van ondernemingen die als zodanig was uitgenodigd een offerte in te dienen, in de plaats treedt van die combinatie na ontbinding ervan en in eigen naam deelneemt aan een procedure van gunning door onderhandelingen van een overheidsopdracht, mits vast komt te staan dat deze ondernemer zelfstandig voldoet aan de door die dienst omschreven voorwaarden en de concurrentiepositie van de andere inschrijvers er niet onder lijdt als deze ondernemer aan de procedure blijft deelnemen.