Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TA0088

    Zaak T-88/13 P: Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Z/Hof van Justitie („Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Onpartijdigheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken — Verzoek om wraking van een rechter — Nieuwe tewerkstelling — Dienstbelang — Regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt — Artikel 7, lid 1, van het Statuut — Tuchtprocedure — Rechten van de verdediging”)

    PB C 262 van 10.8.2015, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.8.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 262/17


    Arrest van het Gerecht van 19 juni 2015 — Z/Hof van Justitie

    (Zaak T-88/13 P) (1)

    ((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Onpartijdigheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken - Verzoek om wraking van een rechter - Nieuwe tewerkstelling - Dienstbelang - Regel van overeenstemming tussen de rang en het ambt - Artikel 7, lid 1, van het Statuut - Tuchtprocedure - Rechten van de verdediging”))

    (2015/C 262/22)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirant: Z (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Rollinger, advocaat)

    Andere partij in de procedure: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. Placco, gemachtigde)

    Voorwerp

    Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 5 december 2012, Z/Hof van Justitie (F-88/09 en F-48/10, JurAmbt., EU:F:2012:171), en strekkende tot vernietiging van dit arrest

    Dictum

    1)

    Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer), Z/Hof van Justitie (F-88/09 en F-48/10, JurAmbt., EU:F:2012:171), wordt vernietigd, voor zover daarbij wordt afgewezen het in zaak F-48/10 aangevoerde middel ontleend aan de onbevoegdheid van het klachtencomité en aan de onwettigheid van artikel 4 van het besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 mei 2004 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegd gezag alsmede door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie aan het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag.

    2)

    De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige.

    3)

    Het beroep in zaak F-48/10 wordt verworpen voor zover het was gebaseerd op het middel ontleend aan de onbevoegdheid van het klachtencomité en aan de onwettigheid van artikel 4 van het besluit van het Hof van Justitie van 4 mei 2004 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegd gezag alsmede door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie aan het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag.

    4)

    Wat de kosten van de onderhavige procedure betreft, draagt Z drie vierde van de kosten van het Hof van Justitie en drie vierde van zijn eigen kosten en draagt het Hof van Justitie één vierde van zijn eigen kosten en één vierde van de kosten van Z.


    (1)  PB C 233 van 10.8.2013.


    Top