EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0567

Zaak C-567/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 februari 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Nóra Baczó en János István Vizsnyiczai/Raiffeisen Bank Zrt (Prejudiciële verwijzing — Bescherming van de consument — Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 7 — Kredietovereenkomst voor de aankoop van een woning — Arbitragebeding — Oneerlijkheid — Vordering van de consument — Nationale procesrechtelijke regel — Onbevoegdheid van de rechter die de vordering tot nietigverklaring van een standaardovereenkomst behandelt, om de oneerlijkheid van in die overeenkomst opgenomen bepalingen vast te stellen)

PB C 118 van 13.4.2015, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/9


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 februari 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Nóra Baczó en János István Vizsnyiczai/Raiffeisen Bank Zrt

(Zaak C-567/13) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de consument - Richtlijn 93/13/EEG - Artikel 7 - Kredietovereenkomst voor de aankoop van een woning - Arbitragebeding - Oneerlijkheid - Vordering van de consument - Nationale procesrechtelijke regel - Onbevoegdheid van de rechter die de vordering tot nietigverklaring van een standaardovereenkomst behandelt, om de oneerlijkheid van in die overeenkomst opgenomen bepalingen vast te stellen))

(2015/C 118/11)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Nóra Baczó en János István Vizsnyiczai

Verwerende partij: Raiffeisen Bank Zrt

Dictum

Artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale procesrechtelijke regel op grond waarvan een lokale rechter die bevoegd is te oordelen over de door een consument ingestelde vordering tot nietigverklaring van een standaardovereenkomst, niet bevoegd is kennis te nemen van de door de consument ingestelde vordering tot vaststelling van de oneerlijkheid van in die overeenkomst opgenomen bepalingen, tenzij de onbevoegdverklaring van de lokale rechter leidt tot procedurele nadelen die de uitoefening van de door het recht van de Europese Unie aan de consument verleende rechten uiterst moeilijk maken. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dat het geval is.


(1)  PB C 71 van 8.3.2014.


Top