EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0373

Zaak C-373/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove (Slowakije) op 3 augustus 2012 — GIC Cash a.s./Marián Gunčaga

PB C 355 van 17.11.2012, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 355/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove (Slowakije) op 3 augustus 2012 — GIC Cash a.s./Marián Gunčaga

(Zaak C-373/12)

2012/C 355/13

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Krajský súd v Prešove

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: GIC Cash a.s.

Verwerende partij: Marián Gunčaga

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (1) (hierna: „Handvest”), gelezen in samenhang met artikel 38 van het Handvest en met de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG (2) van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, aldus worden uitgelegd dat, wanneer een rechterlijke instantie bij wie een geschil betreffende een consumentenovereenkomst aanhangig is, moet oordelen of een contractueel beding oneerlijk is en een rechterlijke instantie van een andere lidstaat in soortgelijke feitelijke omstandigheden reeds met kracht van gewijsde heeft geoordeeld dat een contractueel beding met soortgelijke of identieke inhoud oneerlijk is, de consument dan het recht heeft om te eisen dat de rechterlijke instantie bij wie hij zijn geding aanhangig heeft gemaakt, bij de beoordeling van het oneerlijk karakter van het in geding zijnde beding rekening houdt met de beslissing van de rechterlijke instantie van de andere lidstaat?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, schendt de rechterlijke instantie bij wie het geding aanhangig is dan het in de artikelen 47 en 38 van het Handvest verankerde grondrecht van de consument, wanneer zij geen rekening houdt met de in kracht van gewijsde getreden beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat aangaande het oneerlijke karakter van een contractueel beding met soortgelijke of identieke inhoud?


(1)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(2)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29).


Top