Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0298

    Zaak C-298/12: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Confédération paysanne/Ministre de l’alimentation, de l’agriculture et de la pêche (Landbouw — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Bedrijfstoeslagregeling — Verordening (EG) nr. 1782/2003 — Berekening van toeslagrechten — Vaststelling van referentiebedrag — Referentieperiode — Artikel 40, leden 1, 2 en 5 — Uitzonderlijke omstandigheden — Landbouwers die landbouwmilieuverbintenissen krachtens verordening (EEG) nr. 2078/92 en verordening (EG) nr. 1257/1999 moesten nakomen — Bepaling van recht op herwaardering van referentiebedrag — Beginsel van gewettigd vertrouwen — Gelijke behandeling van landbouwers)

    PB C 344 van 23.11.2013, p. 32–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.11.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 344/32


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Confédération paysanne/Ministre de l’alimentation, de l’agriculture et de la pêche

    (Zaak C-298/12) (1)

    (Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Bedrijfstoeslagregeling - Verordening (EG) nr. 1782/2003 - Berekening van toeslagrechten - Vaststelling van referentiebedrag - Referentieperiode - Artikel 40, leden 1, 2 en 5 - Uitzonderlijke omstandigheden - Landbouwers die landbouwmilieuverbintenissen krachtens verordening (EEG) nr. 2078/92 en verordening (EG) nr. 1257/1999 moesten nakomen - Bepaling van recht op herwaardering van referentiebedrag - Beginsel van gewettigd vertrouwen - Gelijke behandeling van landbouwers)

    2013/C 344/54

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Conseil d’État

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Confédération paysanne

    Verwerende partij: Ministre de l’alimentation, de l’agriculture et de la pêche

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d’État (Frankrijk) — Uitlegging van artikel 40, leden 1, 2 en 5 van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1) — Inkomenssteun aan landbouwers — Bedrijfstoeslagregeling — Vaststelling van het referentiebedrag — Referentieperiode — Impact van landbouwmilieuverbintenissen — Berekening van recht op aanpassing niet op basis van de afname van de productie, maar op basis van het bedrag aan steun ontvangen gedurende een referentieperiode — Uiterste datum voor inaanmerkingneming van landbouwmilieuverbintenissen — Gelijke behandeling van landbouwers

    Dictum

    1)

    Artikel 40, lid 5, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1009/2008 van de Raad van 9 oktober 2008, moet aldus worden uitgelegd dat elke landbouwer, louter doordat hij tijdens de referentieperiode landbouwmilieuverbintenissen moest nakomen uit hoofde van de verordeningen (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, en (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2223/2004 van de Raad van 22 december 2004, mag verzoeken om berekening van zijn referentiebedrag op basis van het kalenderjaar of de kalenderjaren van de referentieperiode waarin die verbintenissen niet golden.

    2)

    Artikel 40, lid 5, tweede alinea, van verordening nr. 1782/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1009/2008, moet aldus worden uitgelegd dat elke landbouwer, louter doordat hij tijdens de referentieperiode 1997-2002 landbouwmilieuverbintenissen moest nakomen uit hoofde van de verordeningen nr. 2078/92 en nr. 1257/1999, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2223/2004, mag verzoeken om berekening van zijn referentiebedrag op basis van objectieve criteria, zodat gelijke behandeling tussen de landbouwers wordt gegarandeerd en markt- en concurrentieverstoring wordt voorkomen, hetgeen ter controle van de verwijzende rechter staat.


    (1)  PB C 273 van 8.9.2012.


    Top