Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0204

    Gevoegde zaken C-204/12–C-208/12: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 september 2014 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Essent Belgium NV/Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (Prejudiciële verwijzing — Gewestelijke steunregeling die voorziet in de toekenning van verhandelbare groenestroomcertificaten voor in het betrokken gewest gelegen installaties die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen — Verplichting voor de elektriciteitsleveranciers om jaarlijks een bepaald quotum aan certificaten bij de bevoegde instantie in te leveren — Weigering om garanties van oorsprong in aanmerking te nemen die afkomstig zijn uit andere lidstaten van de Europese Unie en uit staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst — Administratieve geldboete in geval van niet-inlevering van certificaten — Richtlijn 2001/77/EG — Artikel 5 — Vrij verkeer van goederen — Artikel 28 EG — Artikelen 11 en 13 EER-Overeenkomst — Richtlijn 2003/54/EG — Artikel 3)

    PB C 409 van 17.11.2014, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.11.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 409/3


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 september 2014 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Essent Belgium NV/Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt

    (Gevoegde zaken C-204/12–C-208/12) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Gewestelijke steunregeling die voorziet in de toekenning van verhandelbare groenestroomcertificaten voor in het betrokken gewest gelegen installaties die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen - Verplichting voor de elektriciteitsleveranciers om jaarlijks een bepaald quotum aan certificaten bij de bevoegde instantie in te leveren - Weigering om garanties van oorsprong in aanmerking te nemen die afkomstig zijn uit andere lidstaten van de Europese Unie en uit staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst - Administratieve geldboete in geval van niet-inlevering van certificaten - Richtlijn 2001/77/EG - Artikel 5 - Vrij verkeer van goederen - Artikel 28 EG - Artikelen 11 en 13 EER-Overeenkomst - Richtlijn 2003/54/EG - Artikel 3))

    2014/C 409/03

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Rechtbank van eerste aanleg te Brussel

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Essent Belgium NV

    Verwerende partij: Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt

    in tegenwoordigheid van: Vlaams Gewest, Vlaamse Gemeenschap (C-204/12, C-206/12 en C-208/12)

    Dictum

    1)

    Artikel 5 van richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale steunregeling als aan de orde in de hoofdgedingen, die voorziet in de toekenning door de bevoegde gewestelijke reguleringsinstantie van verhandelbare certificaten voor de op het grondgebied van het betrokken gewest opgewekte stroom uit hernieuwbare energiebronnen en die de elektriciteitsleveranciers, op straffe van een administratieve geldboete, verplicht tot jaarlijkse inlevering bij die reguleringsinstantie van een bepaalde hoeveelheid van deze certificaten die overeenstemt met een bepaald deel van hun totale in dat gewest geleverde elektriciteit en waarbij deze leveranciers niet aan die verplichting kunnen voldoen door garanties van oorsprong te gebruiken die afkomstig zijn uit andere lidstaten van de Europese Unie of uit derde landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst.

    2)

    De artikelen 28 EG en 30 EG en de artikelen 11 en 13 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale steunregeling als beschreven in punt 1 van het onderhavige dictum, voor zover:

    mechanismen zijn ingesteld die verzekeren dat een daadwerkelijke certificatenmarkt tot stand komt waar vraag en aanbod elkaar kunnen ontmoeten en een evenwicht kunnen bereiken, zodat de betrokken leveranciers daadwerkelijk de mogelijkheid hebben om zich op die markt onder billijke voorwaarden certificaten aan te schaffen;

    de berekeningswijze en het bedrag van de administratieve geldboete die moet worden betaald door de leveranciers die niet aan de in punt 1 van het onderhavige dictum vermelde verplichting hebben voldaan, aldus zijn vastgesteld dat zij niet verder gaan dan nodig is om de producenten te stimuleren hun productie van stroom uit hernieuwbare energiebronnen daadwerkelijk te verhogen en de aan die verplichting onderworpen leveranciers ertoe aan te zetten zich daadwerkelijk de vereiste certificaten aan te schaffen en daarbij met name wordt vermeden dat deze leveranciers te zwaar worden bestraft.

    3)

    De non-discriminatieregels van respectievelijk artikel 18 VWEU, artikel 4 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en artikel 3, lid 1, van richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale steunregeling als beschreven in punt 1 van het onderhavige dictum.


    (1)  PB C 227 van 28.7.2012.


    Top