Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0181

    Zaak C-181/12: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — Yvon Welte/Finanzamt Velbert (Vrij verkeer van kapitaal — Artikelen 56 EG tot en met 58 EG — Erfbelasting — Erflater en erfgenaam zijn ingezetenen van derde land — Erfboedel — Onroerende zaak die in andere lidstaat is gelegen — Recht op belastingvrije som — Verschillende behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen)

    PB C 367 van 14.12.2013, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.12.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 367/11


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — Yvon Welte/Finanzamt Velbert

    (Zaak C-181/12) (1)

    (Vrij verkeer van kapitaal - Artikelen 56 EG tot en met 58 EG - Erfbelasting - Erflater en erfgenaam zijn ingezetenen van derde land - Erfboedel - Onroerende zaak die in andere lidstaat is gelegen - Recht op belastingvrije som - Verschillende behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen)

    2013/C 367/18

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Finanzgericht Düsseldorf

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Yvon Welte

    Verwerende partij: Finanzamt Velbert

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Finanzgericht Düsseldorf — Uitlegging van de artikelen 63 en 65 VWEU — Wettelijke regeling van een lidstaat inzake erfbelasting die voorziet in een belastingvrije som van 2 000 EUR op de waarde van een onroerend goed ingeval de erflater en de erfgenaam in een derde staat wonen, terwijl die belastingvrije som 500 000 EUR bedraagt ingeval de erflater of de erfgenaam op het nationale grondgebied woont

    Dictum

    De artikelen 56 EG en 58 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling van een lidstaat inzake de berekening van de erfbelasting volgens welke de belastingvrije som bij vererving van een onroerende zaak die op het grondgebied van deze staat is gelegen, lager is wanneer de erflater en de verkrijger van de nalatenschap, zoals in het hoofdgeding, ten tijde van het openvallen van de nalatenschap in een derde land, zoals de Zwitserse Bondsstaat, woonden dan die welke zou zijn toegepast wanneer ten minste één van hen op datzelfde tijdstip in voormelde lidstaat had gewoond.


    (1)  PB C 174 van 16.6.2012.


    Top