Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0403

    Zaak C-403/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 augustus 2010 door Mediaset SpA tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 15 juni 2010 in zaak T-177/07, Mediaset SpA/Europese Commissie, ondersteund door Sky Italia Srl

    PB C 301 van 6.11.2010, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.11.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 301/8


    Hogere voorziening ingesteld op 6 augustus 2010 door Mediaset SpA tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 15 juni 2010 in zaak T-177/07, Mediaset SpA/Europese Commissie, ondersteund door Sky Italia Srl

    (Zaak C-403/10 P)

    ()

    2010/C 301/11

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Mediaset SpA (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos, dikigoros, en G. Rossi, avvocato)

    Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Sky Italia Srl

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht van 15 juni 2010 in zaak T-177/07 vernietigen;

    de zaak definitief afdoen door de in eerste aanleg bestreden beschikking van de Europese Commissie nietig te verklaren of, subsidiair, de zaak naar het Gerecht verwijzen; en

    verweerster en interveniënte in eerste aanleg verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    1.

    Rekwirante stelt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van twee onjuiste rechtsopvattingen door haar argumenten betreffende de werkingssfeer van artikel 4, lid 1, van de Italiaanse wet nr. 350/2003 en haar middel betreffende het onderscheid tussen het begrip selectiviteit in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en het begrip discriminatie, dat niet hetzelfde is als technologische neutraliteit, niet-ontvankelijk te verklaren. Ten gevolge daarvan gaf het Gerecht blijk van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting, door de Italiaanse wet in rechte als niet technologisch neutraal aan te merken.

    2.

    Het Gerecht heeft bij de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de gestelde omstandigheid dat de Italiaanse wet „niet technologisch neutraal” was, voor rekwirante noodzakelijkerwijs een economisch voordeel opleverde. Bovendien gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat verweerster terecht had vastgesteld dat er sprake was van een economisch voordeel voor Mediaset, zonder (zoals verweerster) een abstract — en slechts vermoed — „ruimer kijkerspubliek” en „penetratie van de markt tegen geringere kosten” in rechte als een specifiek economisch voordeel voor Mediaset aan te merken. Het Gerecht gaf in strijd met artikel 36 van het Statuut ook een ontoereikende motivering, verdraaide de feiten en gaf blijk van een onjuiste rechtsopvatting door in de punten 62 tot en met 68 en 74 tot en met 79 van het arrest aan de bestreden beschikking een onjuiste en verwrongen lezing te geven. Het Gerecht gaf namelijk blijk van een onjuiste rechtsopvatting doordat het met betrekking tot het gestelde voordeel voor Mediaset zijn eigen redenering in de plaats stelde van die in de bestreden beschikking, en doordat het de aangevoerde bewijzen uitlegde op een wijze die indruist tegen de bewoordingen van en de analyse in de punten 82 tot en met 95 van de bestreden beschikking en het bewijsmateriaal onjuist opvatte. Het Gerecht gaf ook blijk van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het begrip „indirect begunstigde” en de toepassing en juridische kwalificatie daarvan in deze zaak.

    3.

    Bovendien gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting door in het geheel niet in te gaan op de verschillende middelen in de punten 93 tot en met 96 en 121 tot en met 129 van het verzoekschrift, betreffende de beoordeling van de verenigbaarheid van de Italiaanse wet met artikel 107, lid 3, sub c, VWEU. In dat verband gaf het Gerecht ook geen toereikende motivering. Voorts gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 107, lid 3, sub c, VWEU door als gevolg daarvan de Italiaanse wet onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren, louter wegens een gestelde niet-eerbiediging van het beginsel van technologische neutraliteit ten gevolge van de gestelde uitsluiting van satellietdecoders van het voordeel daarvan, quod non; en door zijn goedkeuring te verlenen aan verweersters verzuim om de mededingingsverstorende gevolgen van de maatregel op de betaaltelevisiemarkt in rechte te beoordelen, door een eigen juridische en economische afweging van a) de specifieke verstoring van de mededinging op de betaaltelevisiemarkt, en b) de gestelde efficiëntiewinst die uit het economisch voordeel voortvloeide. Het laatstgenoemde werd sowieso slechts vermoed en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt geacht omdat het niet technologisch neutraal zou zijn. Verder gaf het Gerecht bij de afwijzing van het derde middel blijk van een onjuiste rechtsopvatting en gaf het een onjuiste motivering. Niet alleen stelde het Gerecht de betrokken middelen en argumenten betreffende de tegenstrijdige redenering in de bestreden beschikking onjuist voor en gaf het een onjuiste lezing daarvan, maar het verzuimde ook die argumenten te onderzoeken, ten gevolge waarvan het ze ten onrechte als ongegrond afwees.

    4.

    Ten slotte gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van verordening nr. 659/1999 (1), daar het verzuimde in aanmerking te nemen dat de gebreken van de bestreden beschikking met betrekking tot het gestelde economisch voordeel voor rekwirante het in de praktijk onmogelijk maakten de gestelde staatssteun terug te vorderen, een en ander in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De bestreden beschikking ontbeerde dus een efficiënte en transparante toepassingsmogelijkheid en een goede methode voor de terugvordering. Bovendien heeft het Gerecht rekwirantes middelen dienaangaande verkeerd begrepen, en gaf het blijk van een onjuiste rechtsopvatting toen het oordeelde dat de bestreden beschikking het mogelijk maakte de vroegere toestand te herstellen.


    (1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).


    Top