Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0121

    Zaak C-121/10: Beroep ingesteld op 5 maart 2010 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    PB C 134 van 22.5.2010, p. 24–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 134/24


    Beroep ingesteld op 5 maart 2010 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-121/10)

    2010/C 134/36

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Di Bucci, L. Flynn, A. Stobiecka-Kuik, K. Walkerová, gemachtigden)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    besluit 2009/1017/EU van de Raad van 22 december 2009 betreffende de toekenning door de autoriteiten van de Republiek Hongarije van staatssteun voor de aankoop van landbouwgrond tussen 1 januari 2010 en 31 december 2013 (1), nietig verklaren;

    de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Door de vaststelling van het bestreden besluit ontkracht de Raad het besluit van de Commissie dat uit het voorstel voor passende maatregelen in punt 196 van de Landbouwrichtsnoeren 2007 en uit de onvoorwaardelijke aanvaarding ervan door Hongarije voortvloeide en op grond waarvan deze lidstaat uiterlijk op 31 december 2009 een einde moest maken aan twee bestaande steunmaatregelen voor de aankoop van landbouwgrond. Onder het voorwendsel van buitengewone omstandigheden heeft de Raad Hongarije in feite toegestaan om deze steunmaatregelen in stand te houden tot het verstrijken van de Landbouwrichtsnoeren 2007 op 31 december 2013. De omstandigheden die de Raad als basis voor zijn besluit aanvoert, zijn duidelijk niet dermate buitengewoon dat zij het bestreden besluit kunnen rechtvaardigen en houden geen rekening met het besluit van de Commissie inzake deze steunmaatregelen.

    Ter onderbouwing van haar beroep tot nietigverklaring voert de Commissie vier middelen aan:

    a)

    In de eerste plaats was de Raad niet bevoegd te handelen op basis van artikel 108, lid 2, derde alinea, VWEU, aangezien de door hem toegestane steunmaatregelen bestaande steunmaatregelen waren die Hongarije bij aanvaarding van de door de Commissie voorgestelde passende maatregelen had beloofd op te heffen vóór eind 2009.

    b)

    In de tweede plaats heeft de Raad misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden, door Hongarije toe te staan de steunmaatregelen die eind 2009 moesten worden beëindigd, te handhaven tot 2013.

    c)

    In de derde plaats is het bestreden besluit vastgesteld in strijd met het beginsel van loyale samenwerking dat geldt voor de lidstaten, maar ook tussen de instellingen. Met zijn besluit heeft de Raad Hongarije bevrijd van zijn verplichting tot samenwerking met de Commissie met betrekking tot de passende maatregelen die door deze lidstaat waren aanvaard in verband met de bestaande steunmaatregelen voor de aankoop van landbouwgronden in het kader van de in artikel 108, lid 1, VWEU neergelegde samenwerking.

    d)

    Tot slot stelt de Commissie dat de Raad een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt, door te oordelen dat buitengewone omstandigheden de genomen maatregel rechtvaardigden.


    (1)  PB L 348, blz. 55.


    Top