Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0115

    Zaak C-115/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Bíróság (Hongarije) op 3 maart 2010 — Bábolna Mezőgazdasági Termelő, Fejlesztő és Kereskedelmi Zrt. „f.a.” /Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

    PB C 134 van 22.5.2010, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 134/22


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Bíróság (Hongarije) op 3 maart 2010 — Bábolna Mezőgazdasági Termelő, Fejlesztő és Kereskedelmi Zrt. „f.a.”/Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

    (Zaak C-115/10)

    2010/C 134/34

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Fővárosi Bíróság

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Bábolna Mezőgazdasági Termelő, Fejlesztő és Kereskedelmi Zrt. „f.a.”

    Verwerende partij: Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve

    Prejudiciële vragen

    1.

    Kunnen de voorwaarden voor communautaire steun in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (EOGFL) verschillen van de voorwaarden voor aanvullende nationale steun, dat wil zeggen, is het mogelijk om voor de aanvullende nationale steun andere en strengere voorwaarden vast te stellen dan de voorwaarden waarin is voorzien voor de uit het EOGFL gefinancierde steun?

    2.

    Kan, wat de ontvangers van steun betreft, de personele werkingssfeer die is omschreven in artikel 1, lid 4, van verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad (1) en artikel 10, sub a, van verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad (2) aldus worden uitgelegd, dat er uit het oogpunt van die personele werkingssfeer slechts twee voorwaarden voor steun gelden: in aanmerking voor steun komt a) de groep landbouwproducenten (individuele landbouwproducent) b) wier (wiens) bedrijf zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt?

    3.

    Kunnen de genoemde verordeningen aldus worden uitgelegd, dat een landbouwproducent wiens bedrijf zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt, maar die voornemens is zijn activiteit in de toekomst (na gebruikmaking van de steun) te beëindigen, niet in aanmerking komt voor steun?

    4.

    Hoe moet op basis van beide verordeningen de rechtspositie volgens het nationale recht worden uitgelegd?

    5.

    Omvat de rechtspositie volgens het nationale recht de wettelijke regeling die betrekking heeft op de eventuele wijze van beëindiging van de activiteit door de landbouwproducent (groep)? Het Hongaarse recht voorziet in verschillende wettelijke regelingen voor mogelijke gevallen van beëindiging (surseance van betaling, faillissement en liquidatie).

    6.

    Is het mogelijk om de voorwaarden waaronder één enkele (communautaire) areaalbetaling kan worden aangevraagd en de voorwaarden waaronder aanvullende nationale steun kan worden aangevraagd, op verschillende en volledig onafhankelijke wijze te regelen? Welke verhouding bestaat er (kan er bestaan) tussen de beginselen, systematiek en doelstellingen van beide soorten steun?

    7.

    Kan een groep (persoon) die voor het overige voldoet aan de voorwaarden voor de enkele communautaire areaalbetaling, worden uitgesloten van aanvullende nationale steun?

    8.

    Strekt de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad zich op grond van artikel 1 daarvan ook uit tot aanvullende nationale steun, in de wetenschap dat wat het EOGFL slechts gedeeltelijk financiert, vervolgens middels aanvullende nationale steun wordt gefinancierd?

    9.

    Komt een landbouwproducent wiens bedrijf, dat wettelijk en daadwerkelijk actief is, zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt, in aanmerking voor aanvullende nationale steun?

    10.

    Indien het nationale recht voorziet in een specifieke regeling voor de beëindiging van handelsvennootschappen, is die regeling dan relevant voor de toekenning van communautaire steun (en de daaraan verbonden nationale steun)?

    11.

    Dienen de communautaire en de nationale voorschriften inzake de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aldus te worden uitgelegd, dat die voorschriften moeten voorzien in een complex wettelijk stelsel dat uniform kan worden uitgelegd en volgens dezelfde beginselen en voorwaarden functioneert?

    12.

    Dient de werkingssfeer van artikel 1, lid 4, van verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad en artikel 10, sub a, van verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad aldus te worden uitgelegd, dat zowel het voornemen van de landbouwproducent om zijn activiteit in de toekomst te beëindigen als de daarop betrekking wettelijke regeling volkomen irrelevant zijn voor de toekenning van steun?


    (1)  Verordening van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 355, blz. 1).

    (2)  Verordening van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 113).


    Top