Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CO0162

    Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 23 november 2009.
    Geórgios K. Lagoudakis tegen Kéntro Anoiktis Prostasias Hlikiomenon Dimou Rethymnis (C-162/08), Dimitrios G. Ladakis en anderen tegen Dimos Geropotamou (C-163/08) en Michail Zacharioudakis tegen Dimos Lampis (C-164/08).
    Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Monomeles Protodikeio Rethymnis - Griekenland.
    Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Sociale politiek - Richtlijn 1999/70/EG - Clausules 5 en 8 van raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in overheidssector - Eerste of enige overeenkomst - Opeenvolgende overeenkomsten - Gelijkwaardige wettelijke maatregel - Verlaging van algemeen niveau van bescherming van werknemers - Maatregelen ter voorkoming van misbruik - Sancties - Absoluut verbod in overheidssector om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd om te zetten in arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd - Gevolgen van onjuiste uitvoering van richtlijn - Richtlijnconforme uitlegging.
    Gevoegde zaken C-162/08 tot C-164/08.

    Jurisprudentie 2009 I-00195*

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2009:727





    Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 23 november 2009 – Lagoudakis e.a./Kéntro Anoiktis Prostasias Hlikiomenon Dimou Rethymnis e.a.

    (Gevoegde zaken C‑162/08 tot en met C‑164/08)

    „Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering – Sociale politiek – Richtlijn 1999/70/EG – Clausules 5 en 8 van raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in overheidssector – Eerste of enige overeenkomst – Opeenvolgende overeenkomsten – Gelijkwaardige wettelijke maatregel – Verlaging van algemeen niveau van bescherming van werknemers – Maatregelen ter voorkoming van misbruik – Sancties – Absoluut verbod in overheidssector om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd om te zetten in arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd – Gevolgen van onjuiste uitvoering van richtlijn – Richtlijnconforme uitlegging”

    1.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausules 5, punt 1, sub a, en 8, punt 3) (cf. punt 11, dictum 1-2)

    2.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Verbod van verlaging van algemeen niveau van bescherming van werknemers op door die raamovereenkomst bestreken gebied (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausules 5, punt 1, en 8, punt 3) (cf. punt 11, dictum 3-5)

    3.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausules 5, punt 1, en 8, punt 3) (cf. punt 11, dictum 6-8)

    Voorwerp

    Verzoeken om een prejudiciële beslissing – Monomeles Protodikeio Rethymnis – Uitlegging van de clausules 5 en 8, punten 1 en 3, van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) – Verbod om een nationale regeling onder voorwendsel van omzetting van een richtlijn in nationaal recht vast te stellen, wanneer reeds een gelijkwaardige nationale wettelijke regeling in de zin van clausule 5, punt 1, van de bijlage bij de richtlijn bestaat en de nieuwe regeling het niveau van bescherming van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlaagt

    Dictum

    1)

    Clausule 5, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die als bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is gevoegd, moet aldus worden uitgelegd, dat zij zich niet ertegen verzet dat een lidstaat een nationale regeling zoals presidentieel besluit 164/2004 houdende bepalingen voor werknemers met overeenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector vaststelt die, om de bepalingen van richtlijn 1999/70 specifiek met betrekking tot de overheidssector in nationaal recht om te zetten, voorziet in de invoering van de in punt 1, sub a tot en met c, van die clausule genoemde maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd, wanneer er in het interne recht reeds een „gelijkwaardige wettelijke maatregel” bestaat in de zin van die clausule, zoals artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920 betreffende de opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemers in de privésector, wat de verwijzende rechter dient na te gaan, mits die regeling enerzijds geen afbreuk doet aan de werking van die gelijkwaardige wettelijke maatregel ter voorkoming van misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd, en anderzijds het gemeenschapsrecht en met name clausule 8, punt 3, van de raamovereenkomst in acht neemt.

    2)

    Clausule 5, punt 1, sub a, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet aldus worden uitgelegd, dat zij zich ertegen verzet dat een nationale regeling als die welke aan de orde is in de hoofdgedingen, door de overheidsinstanties van de betrokken lidstaat aldus wordt toegepast dat de vernieuwing van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector wordt geacht „om objectieve redenen” in de zin van die clausule gerechtvaardigd te zijn op de enkele grond dat die overeenkomsten zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen die de vernieuwing ervan ter voorziening in bepaalde tijdelijke behoeften toestaan, terwijl het in werkelijkheid gaat om permanente en blijvende behoeften. Die clausule is daarentegen niet van toepassing op het sluiten van een eerste of enige arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding voor bepaalde tijd.

    3)

    Clausule 8, punt 3, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet aldus worden uitgelegd dat de in die clausule bedoelde „verlaging” moet worden onderzocht uit het oogpunt van het in de betrokken lidstaat geldende algemene niveau van bescherming van zowel de werknemers die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd hebben gesloten, als de werknemers die een eerste of enige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben gesloten.

    4)

    Clausule 8, punt 3, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet aldus worden uitgelegd, dat zij niet in de weg staat aan een nationale regeling zoals presidentieel besluit 164/2004 die, anders dan een eerdere interne rechtsregel zoals artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920, enerzijds niet meer bepaalt dat in geval van misbruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector, deze overeenkomsten als arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd worden geherkwalificeerd, of aan deze herkwalificatie een aantal cumulatieve en beperkende voorwaarden verbindt, en anderzijds de werknemers die een eerste of enige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben gesloten, uitsluit van de beschermende maatregelen waarin zij voorziet, wanneer dergelijke wijzigingen, wat de verwijzende rechter dient na te gaan, betrekking hebben op een kleine categorie van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of worden gecompenseerd door de vaststelling van maatregelen ter voorkoming van misbruik van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst.

    5)

    De uitvoering van deze raamovereenkomst door een nationale regeling zoals presidentieel besluit 164/2004 mag echter niet tot gevolg hebben dat de bescherming die de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voorheen in de interne rechtsorde genoten, beneden het niveau komt te liggen van de minimale beschermende maatregelen waarin deze raamovereenkomst voorziet. De inachtneming van clausule 5, punt 1, van deze raamovereenkomst eist inzonderheid dat een dergelijke regeling met betrekking tot misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd maatregelen oplegt die dergelijk misbruik daadwerkelijk voorkomen en voorziet in sancties die effectief en afschrikkend genoeg zijn om te waarborgen dat die preventieve maatregelen hun volle uitwerking krijgen. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of die voorwaarden zijn vervuld.

    6)

    In omstandigheden als die in de hoofdgedingen moet de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aldus worden uitgelegd dat, wanneer de interne rechtsorde van de betrokken lidstaat andere maatregelen bevat waarmee in de betrokken sector misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de zin van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst daadwerkelijk kan worden voorkomen en in voorkomend geval kan worden bestraft, deze raamovereenkomst niet in de weg staat aan de toepassing van een nationale rechtsregel die uitsluitend voor de overheidssector absoluut verbiedt dat opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die misbruik opleveren omdat zij zijn gesloten om in permanente en blijvende behoeften van de werkgever te voorzien, in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden omgezet. Het staat echter aan de verwijzende rechter om te beoordelen in hoeverre de toepassingsvoorwaarden en de daadwerkelijke toepassing van de relevante bepalingen van het interne recht daarvan een maatregel maken die misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd door de overheid op adequate wijze kan voorkomen en in voorkomend geval kan bestraffen.

    7)

    Aangezien clausule 5, punt 1, van deze raamovereenkomst niet van toepassing is op werknemers die een eerste of enige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben gesloten, legt deze bepaling de lidstaten echter niet de verplichting op om te voorzien in sancties voor het geval dat een dergelijke overeenkomst in werkelijkheid is gesloten om te voorzien in permanente en blijvende behoeften van de werkgever.

    8)

    Het staat aan de verwijzende rechter aan de relevante bepalingen van het interne recht zoveel mogelijk een uitlegging te geven die in overeenstemming is met de clausules 5, punt 1, en 8, punt 3, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en in het kader daarvan uit te maken of een „gelijkwaardige wettelijke maatregel” in de zin van eerstgenoemde clausule, zoals artikel 8, lid 3, van wet 2112/1920, in de hoofdgedingen moet worden toegepast in de plaats van sommige andere bepalingen van het interne recht.

    Top