Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0568

    Zaak C-568/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Assen (Nederland) op 22 december 2008 — 1. Combinatie Spijker Infrabouw/de Jonge Konstruktie 2. van Spijker Infrabouw BV 3. de Jonge Konstruktie BV tegen Provincie Drenthe

    PB C 69 van 21.3.2009, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 69/21


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Assen (Nederland) op 22 december 2008 — 1. Combinatie Spijker Infrabouw/de Jonge Konstruktie 2. van Spijker Infrabouw BV 3. de Jonge Konstruktie BV tegen Provincie Drenthe

    (Zaak C-568/08)

    (2009/C 69/39)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Rechtbank Assen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekers:

    1.

    Combinatie Spijker Infrabouw/de Jonge Konstruktie

    2.

    van Spijker Infrabouw BV

    3.

    de Jonge Konstruktie BV

    Verweerder: Provincie Drenthe

    Prejudiciële vragen

    1)

    a)

    Moeten de artikelen 1, eerste en derde lid, en 2, eerste en zesde lid, van de richtlijn 89/665 EEG (1), zo worden uitgelegd dat deze niet zijn nageleefd indien de door de nationale rechter te verlenen rechtsbescherming in Europeesrechtelijke aanbestedingsgeschillen wordt bemoeilijkt doordat in een stelsel, waarin zowel de bestuursrechter als de civiele rechter bevoegd kan zijn ten aanzien van hetzelfde besluit en de gevolgen daarvan, tegenstrijdige beslissingen naast elkaar kunnen komen te staan?

    b)

    Is het in dit verband toegestaan dat de bestuursrechter beperkt is tot oordeelsvorming en beslissing over het besluit tot aanbesteding, en zo ja, waarom en/of onder welke voorwaarden?

    c)

    Is het in dit verband toegestaan dat de Algemene wet bestuursrecht, die in het algemeen het beroep op toegang tot de bestuursrechter regelt, dat beroep uitsluit als het gaat om besluiten tot het aangaan van een overeenkomst van aanneming door de aanbestedende overheid met een van de inschrijvers, en zo ja, waarom en/of onder welke voorwaarden?

    d)

    Is het antwoord op vraag 2 in dit verband van belang?

    2)

    a)

    Moeten de artikelen 1, eerste en derde lid, en 2, eerste en zesde lid, van de richtlijn 89/665 EEG, zo worden uitgelegd dat deze niet zijn nageleefd als voor het verkrijgen van een spoedige beslissing slechts een procedure beschikbaar is die er door wordt gekenmerkt dat deze in beginsel is gericht op een snelle ordemaatregel, er geen recht is op uitwisseling van conclusies door advocaten, er in de regel ander bewijs is dan door geschrift en de wettelijke bewijsregels zijn niet van toepassing zijn?

    b)

    Zo neen, geldt dit ook als het vonnis niet leidt tot een definitieve vastlegging van de rechtsverhoudingen en ook geen onderdeel is van een besluitvormingsproces dat tot een dergelijk gewijsde leidt?

    c)

    Maakt het daarbij verschil als het vonnis slechts de procespartijen bindt terwijl er nog andere belanghebbenden kunnen zijn?

    3)

    Is het verenigbaar met de richtlijn 89/665 EEG dat een rechter in kort geding de aanbestedende overheidsdienst opdraagt om een aanbestedingsbesluit te nemen dat later in een bodemprocedure als strijdig met het Europeesrechtelijke aanbestedingsrecht wordt aangemerkt?

    4)

    a)

    Zo het antwoord op de deze vraag ontkennend luidt, moet de aanbestedende overheid hiervoor dan aansprakelijk worden geacht, en zo ja, in welke zin?

    a)

    Geldt dat ook bij een bevestigend antwoord op de vraag?

    b)

    Indien die overheid schade zou moeten vergoeden, geeft het gemeenschapsrecht dan maatstaven aan de hand waarvan die schade moet worden vastgesteld en begroot, en zo ja, welke zijn dat?

    c)

    Indien de aanbestedende overheid niet aansprakelijk kan worden geacht, is er dan naar gemeenschapsrecht een andere persoon aanwijsbaar die aansprakelijk is en wat is daarvan de grondslag?

    5)

    Als het naar nationaal recht en/of aan de hand van de antwoorden op de voorgaande vragen feitelijk onmogelijk of uiterst moeilijk blijkt om tot effectuering van aansprakelijkheid te komen, wat moet de nationale rechter dan doen?


    (1)  Richtlijn van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (89/665/EEG) (PB L 395, blz. 33).


    Top