Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0564

    Zaak C-564/08 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2008 door SGL Carbon AG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 8 oktober 2008 , in zaak T-68/04, SGL Carbon AG/Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 69 van 21.3.2009, p. 21–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 69/21


    Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2008 door SGL Carbon AG tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 8 oktober 2008, in zaak T-68/04, SGL Carbon AG/Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-564/08 P)

    (2009/C 69/38)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: SGL Carbon AG (vertegenwoordigers: M. Klusmann en K. Beckmann, Rechtsanwälte)

    Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    Het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 8 oktober 2008 in zaak T-68/04 (SGL Carbon AG/Commissie) vernietigen;

    De in artikel 2 van de bestreden beschikking van de Commissie van 3 december 2003 aan rekwirante opgelegde geldboete verlagen;

    Subsidiair, de zaak voor een nieuwe beslissing naar het Gerecht van eerste aanleg verwijzen;

    Verweerster in de kosten verwijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg waarbij dit heeft afgewezen rekwirantes beroep tegen beschikking 2004/420/EG van de Commissie van 3 december 2003 betreffende een mededingingsregeling op de markt voor elektrische en mechanische koolstof- en grafietproducten.

    Rekwirante steunt haar hogere voorziening op twee middelen, schending van het gemeenschapsrecht door het Gerecht en een procedurefout.

    Met haar eerste middel komt rekwirante op tegen het verzuim om rekening te houden met het in eerste instantie aangevoerde argument dat ten onrechte niet voor de markt bestemde omzet is meegewogen in de voor de vaststelling van het uitgangsbedrag van de boete gebruikte marktomvang. Zij betoogt voorts dat de materieelrechtelijke verhoging van het ten aanzien van rekwirante vastgestelde uitgangsbedrag in strijd is met het discriminatieverbod en het evenredigheidsbeginsel, alsook artikel 253 EG.

    Met haar tweede middel beroept verzoekster zich op een beoordelingsfout bij de vaststelling van het uitgangsbedrag van de geldboete ten aanzien van rekwirante, waarmee het Gerecht de grenzen van zijn beoordelingsruimte heeft overschreden. Het Gerecht heeft hierbij ook gehandeld in strijd met het discriminatieverbod en het evenredigheidsbeginsel. Het zou zonder motivering rechtens, ten nadele van rekwirante van zijn eigen rechtspraak zijn afgeweken op het punt van de toelaatbaarheid van forfaitaire boetes voor categorieën van marktaandelen. Daar waar het Gerecht in vergelijkbare eerdere zaken marktaandeelcategorieën c.q. „bandbreedtes” van 5 % steeds passend heeft geacht, gaat het in de onderhavige zaak om marktaandeelcategorieën van 10 %, hetgeen rekwirante, die in haar categorie van ondernemingen aan de onderkant van de ladder was ingedeeld, op doorslaggevende wijze heeft benadeeld.


    Top