Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CN0549

Zaak C-549/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 11 december 2007 — Friederike Wallentin-Hermann/Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA

PB C 64 van 8.3.2008, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 11 december 2007 — Friederike Wallentin-Hermann/Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA

(Zaak C-549/07)

(2008/C 64/27)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Handelsgericht Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Friederike Wallentin-Hermann

Verwerende partij: Alitalia — Linee Aeree Italiane SpA

Prejudiciële vragen

1.

Is er sprake van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (1), gelet op overweging 14 van de considerans van de verordening, wanneer een technisch defect aan het vliegtuig, in het bijzonder een motordefect, annulering van de vlucht tot gevolg heeft, en moeten de verschoningsgronden van artikel 5, lid 3, van de verordening worden uitgelegd in overeenstemming met de bepalingen van het verdrag van Montreal (artikel 19)?

2.

Bij bevestigende beantwoording van de eerste vraag: Is er bij luchtvaartmaatschappijen die in een bovengemiddeld aantal gevallen technische mankementen opgeven als reden voor de annulering, reeds op grond van die frequentie sprake van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de verordening?

3.

Bij bevestigende beantwoording van de eerste vraag: Heeft een luchtvaartmaatschappij alle „redelijke maatregelen” in de zin van artikel 5, lid 3, van de verordening getroffen, wanneer zij aantoont dat zij de wettelijk voorgeschreven minimumvereisten inzake het onderhoud van het vliegtuig heeft uitgevoerd, en volstaat dit om de luchtvaartmaatschappij te ontslaan van de compensatieplicht volgens artikel 5 juncto artikel 7 van de verordening?

4.

Bij ontkennende beantwoording van de eerste vraag: Is er sprake van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de verordening in geval van overmacht of natuurverschijnselen, die niet aan technische tekortkomingen zijn te wijten en dus buiten de sfeer van de luchtvaartmaatschappij liggen?


(1)  PB L 46, blz. 1.


Top