Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CB0506

Zaak C-506/07: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 3 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de La Coruña — Spanje) — Lubricantes y Carburantes Galaicos, S. L./GALP Energía España SAU (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering — Mededinging — Mededingingsregelingen — Artikel 81 EG — Tussen leverancier en tankstationhouder gesloten exclusieve-afnameovereenkomst voor brandstof — Vrijstelling — De minimis -overeenkomst — Verordening (EEG) nr. 1984/83 — Artikel 12, lid 2 — Verordening (EG) nr. 2790/1999 — Artikelen 4, sub a, en 5, sub a — Duur van exclusiviteit — Vaststelling van detailhandelsprijs)

PB C 11 van 16.1.2010, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 11/7


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 3 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de La Coruña — Spanje) — Lubricantes y Carburantes Galaicos, S. L./GALP Energía España SAU

(Zaak C-506/07) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering - Mededinging - Mededingingsregelingen - Artikel 81 EG - Tussen leverancier en tankstationhouder gesloten exclusieve-afnameovereenkomst voor brandstof - Vrijstelling - „De minimis”-overeenkomst - Verordening (EEG) nr. 1984/83 - Artikel 12, lid 2 - Verordening (EG) nr. 2790/1999 - Artikelen 4, sub a, en 5, sub a - Duur van exclusiviteit - Vaststelling van detailhandelsprijs)

2010/C 11/12

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de La Coruña

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lubricantes y Carburantes Galaicos, S. L.

Verwerende partij: GALP Energía España SAU

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Audiencia Provincial de La Coruña — Uitlegging van artikel 81, lid 1, sub a, EG, de achtste overweging van de considerans en de artikelen 10 en 12, leden 1, sub c, en 2, van verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve-afnameovereenkomsten (PB L 173, blz. 5), en de artikelen 4, sub a, en 5 van verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 336, blz. 21) — Overeenkomst tussen een leverancier en een tankstationhouder inzake exclusieve distributie van brandstoffen — Tankstation dat door de leverancier is gebouwd krachtens een recht van opstal dat de wederverkoper voor de duur van 25 jaar heeft verleend op een grondstuk, welk tankstation de wederverkoper voor dezelfde tijd exploiteert

Dictum

1.

Een overeenkomst zoals die in het hoofdgeding, waarin is voorzien in het vestigen van een zakelijk recht, het zogeheten recht van opstal, voor de duur van 25 jaar, ten gunste van een leverancier van aardolieproducten en waarin het die leverancier wordt toegestaan een tankstation te bouwen en dat te verhuren aan de grondeigenaar voor dezelfde duur als die van dat recht, ontsnapt, in het geval waarin zij bedingen bevat betreffende de vaststelling van de detailhandelsprijs en/of een exclusieve-afnameverplichting of een niet-concurrentiebeding, waarvan de looptijd langer is dan de tijdsbeperkingen van verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel [81], lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve-afnameovereenkomsten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1582/97 van de Commissie van 30 juli 1997, alsmede bij verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, aan het verbod van artikel 81, lid 1, EG, mits die overeenkomst het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig kan beïnvloeden en niet tot doel of tot gevolg heeft de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt merkbaar te beperken, hetgeen de verwijzende rechter moet bepalen, daarbij met name rekening houdend met de economische en juridische context waarin de overeenkomst geldt.

2.

Artikel 12, lid 2, van verordening nr. 1984/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1582/97, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich voor de toepassing van de uitzondering waarin het voorzag, er niet tegen verzet dat de looptijd van een exclusiviteitsovereenkomst langer is dan de tijdsbeperkingen van die verordening, in het geval waarin de eigenaar van een grondstuk aan de leverancier een recht van opstal heeft verleend voor een duur van 25 jaar, en laatstgenoemde zich ertoe heeft verbonden een tankstation te bouwen dat aan de grondeigenaar wordt verhuurd opdat deze het exploiteert voor dezelfde tijdsduur als die van dat recht.

3.

Artikel 5, sub a, van verordening nr. 2790/1999 moet in die zin worden uitgelegd dat het zich voor toepassing van de uitzondering waarin het voorziet, ertegen verzet dat de looptijd van een exclusiviteitsovereenkomst langer is dan de tijdsbeperkingen van deze verordening, in het geval waarin de eigenaar van een grondstuk aan de leverancier een recht van opstal heeft verleend voor een duur van 25 jaar, en laatstgenoemde zich ertoe heeft verbonden een tankstation te bouwen dat aan de grondeigenaar wordt verhuurd opdat deze het exploiteert voor dezelfde tijdsduur als die van dat recht.

4.

Contractclausules inzake detailhandelsprijzen, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, komen in aanmerking voor de groepsvrijstelling krachtens verordening nr. 1984/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1582/97, en verordening nr. 2790/1999 indien de leverancier enkel een maximumverkoopprijs oplegt of een verkoopprijs aanbeveelt en indien de wederverkoper derhalve over een werkelijke mogelijkheid beschikt om die verkoopprijs te bepalen. Dergelijke clausules komen daarentegen niet voor die vrijstelling in aanmerking indien zij, rechtstreeks of op indirecte of verkapte wijze, leiden tot vaststelling van de detailhandelsprijs of tot oplegging van de minimumverkoopprijs door de leverancier. Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of de wederverkoper dergelijke verplichtingen moet nakomen, waarbij hij rekening moet houden met alle contractuele verplichtingen, gezien in hun economische en juridische context, en met het gedrag van de partijen in het hoofdgeding.


(1)  PB C 37 van 9.2.2008.


Top