EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62004CJ0065

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 maart 2006.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Niet-nakoming - EGA-Verdrag - Werkingssfeer - Richtlijn 89/618/Euratom - Bescherming van gezondheid - Ioniserende straling - Gebruik van kernenergie voor militaire doeleinden - Reparatie van kernonderzeeër.
Zaak C-65/04.

Jurisprudentie 2006 I-02239

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2006:161

Zaak C‑65/04

Commissie van de Europese Gemeenschappen

tegen

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

„Niet-nakoming – EGA-Verdrag – Werkingssfeer – Richtlijn 89/618/Euratom – Bescherming van gezondheid – Ioniserende straling – Gebruik van kernenergie voor militaire doeleinden – Reparatie van kernonderzeeër”

Conclusie van advocaat-generaal L. A. Geelhoed van 1 december 2005 

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 maart 2006 

Samenvatting van het arrest

EGA – Verdrag – Werkingssfeer

(Art. 31 EA; richtlijn 89/618 van de Raad, art. 5)

Gezien het feit dat in het EGA-Verdrag geen uitzonderingen zijn gemaakt waarbij de modaliteiten worden vastgesteld volgens welke de lidstaten de wezenlijke nationale defensiebelangen mogen aanvoeren en beschermen, vallen activiteiten op militair gebied buiten de werkingssfeer van dit Verdrag.

Daar de werkingssfeer van bepalingen van afgeleid recht op straffe van nietigheid niet verder kan gaan dan de werkingssfeer van de rechtsgrondslag ervan, brengt het feit dat artikel 31 EA, dat de grondslag vormt van richtlijn 89/618 betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn, niet toepasselijk is op militaire activiteiten, noodzakelijkerwijs de niet-toepassing van deze richtlijn op die activiteiten mee.

Wanneer in geval van reparatie van een militaire kernonderzeeër, waaromtrent vaststaat dat de kernenergiebron van militaire aard is, zou worden aanvaard dat op de lidstaten niettemin de uit artikel 5 van de richtlijn voortvloeiende verplichting rust om de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, te informeren over de op die bevolking toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid, zou dit betekenen dat aan de bepalingen van het EGA-Verdrag betreffende de gezondheidsbescherming, met name aan artikel 31 EA, een andere werkingssfeer wordt gegeven dan aan de andere bepalingen van dit Verdrag.

(cf. punten 19, 23‑24, 27, 29)




ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

9 maart 2006 (*)

„Niet-nakoming – EGA-Verdrag – Werkingssfeer – Richtlijn 89/618/Euratom – Bescherming van gezondheid – Ioniserende straling – Gebruik van kernenergie voor militaire doeleinden – Reparatie van kernonderzeeër”

In zaak C‑65/04,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 141 EA, ingesteld op 13 februari 2004,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Ström van Lier en J. Grunwald als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door C. Jackson en C. Gibbs als gemachtigden, bijgestaan door D. Wyatt, QC, en S. Tromans, barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder,

ondersteund door

Franse Republiek, vertegenwoordigd door R. Abraham, G. de Bergues, E. Puisais en C. Jurgensen als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, N. Colneric, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), K. Lenaerts en E. Levits, rechters,

advocaat-generaal: L. A. Geelhoed,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 13 oktober 2005,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 december 2005,

het navolgende

Arrest

1       Met haar beroep verzoekt de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof, vast te stellen dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, door de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, niet vooraf te informeren over het te Gibraltar bestaande rampenplan, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 5, lid 3, van richtlijn 89/618/Euratom van de Raad van 27 november 1989 betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn (PB L 357, blz. 31; hierna: „richtlijn”).

 De toepasselijke bepalingen

2       De artikelen 30 EA en 31 EA bepalen dat binnen de Europese Gemeenschap basisnormen worden vastgesteld inzake de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren.

3       De richtlijn, die is vastgesteld op basis van artikel 31 EGA-Verdrag, beoogt blijkens artikel 1 „op het niveau van de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen te bepalen betreffende de maatregelen en procedures ter informatie van de bevolking die tot doel hebben de operationele bescherming van de volksgezondheid bij stralingsgevaar te verbeteren”.

4       Artikel 5 van de richtlijn luidt:

„1.      De lidstaten zien erop toe dat de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, wordt geïnformeerd over de maatregelen ter bescherming van de gezondheid die op haar van toepassing zullen zijn, alsmede over de te volgen gedragslijn bij stralingsgevaar.

[...]

3.      Deze informatie wordt aan de in lid 1 vermelde bevolking verstrekt zonder dat die daarom hoeft te vragen.

[...]”

 De precontentieuze procedure

5       In de loop van het jaar 2000 zijn bij de Commissie verschillende klachten binnengekomen in verband met reparatiewerkzaamheden die sedert mei van dat jaar in de haven van Gibraltar aan de kernonderzeeër van de Britse marine „Tireless” werden verricht, nadat averij aan zijn aandrijfreactor was ontstaan.

6       Bij brief van 10 oktober 2000 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk verzocht, haar mee te delen welke informatie aan de bevolking was verstrekt over de bij stralingsgevaar op die bevolking toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan door die bevolking te volgen gedragslijn.

7       In hun antwoord van 14 november 2000 verklaarden de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk dat het EGA-Verdrag volgens hen niet van toepassing is op militair gebruik van kernenergie. Niettemin wezen zij op het bestaan van een interventieplan voor de Gibraltarzone, het Gibraltar Public Safety Scheme (hierna: „Gibpubsafe”), dat kon worden ingezien in de openbare bibliotheek van Gibraltar.

8       Daar de Commissie van mening was dat het Gibpubsafe niet conform de richtlijn was, heeft zij het Verenigd Koninkrijk op 21 maart 2002 een aanmaning gezonden. Daarin zette zij met name uiteen dat met betrekking tot het vooraf verstrekken van informatie aan de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, het simpelweg ter inzage leggen van het Gibpubsafe in een openbare bibliotheek niet kan worden beschouwd als een bevredigende omzetting van de richtlijn in nationaal recht.

9       De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben op deze aanmaning gereageerd bij brief van 17 mei 2002. In deze brief beperkten zij zich ertoe, uiteen te zetten waarom zij van mening waren dat activiteiten in verband met de kernaandrijving van militair materieel niet tot de door het EGA-Verdrag aan de Gemeenschap opgedragen taken behoren.

10     In haar met redenen omkleed advies van 23 oktober 2002 aan het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie met name gesteld dat titel II, hoofdstuk 3, van het EGA-Verdrag ioniserende straling als gevolg van militaire activiteiten niet uitsluit, en heeft zij de autoriteiten van deze lidstaat verzocht binnen twee maanden na ontvangst van het advies de nodige maatregelen te nemen om zich daaraan te conformeren.

11     Daar deze autoriteiten in hun antwoord van 20 december 2002 op dit advies bij hun standpunt bleven, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

 Het procesverloop voor het Hof en de conclusies van partijen

12     Bij beschikking van de president van het Hof van 16 juni 2004 is de Franse Republiek toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van het Verenigd Koninkrijk.

13     De Commissie verzoekt het Hof:

–       te verklaren dat het Verenigd Koninkrijk, door de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, niet vooraf te informeren over het te Gibraltar bestaande rampenplan, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 5, lid 3, van de richtlijn, en

–       het Verenigd Koninkrijk te verwijzen in de kosten.

14     Het Verenigd Koninkrijk en de Franse Republiek concluderen tot verwerping van het beroep en verwijzing van de Commissie in de kosten.

 Het beroep

15     Blijkens de stukken heeft de Commissie, na de stillegging voor reparatie van de kernonderzeeër van de Britse marine „Tireless” in de haven van Gibraltar, de regering van het Verenigd Koninkrijk verzocht, haar mee te delen welke informatie overeenkomstig artikel 5, lid 3, van de richtlijn aan de bevolking was verstrekt over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid.

16     De vraag of militair gebruik van kernenergie onder het EGA-Verdrag valt, is door het Hof reeds beantwoord in het arrest van 12 april 2005, Commissie/Verenigd Koninkrijk (C‑61/03, Jurispr. blz. I‑2477).

17     In dat arrest heeft het Hof allereerst geconstateerd dat verschillende bepalingen van het EGA-Verdrag de Commissie aanzienlijke bevoegdheden verlenen, waardoor zij door middel van een regeling of in de vorm van een advies met individuele beschikkingen actief kan ingrijpen op verschillende gebieden van de activiteiten die in de Gemeenschap betrekking hebben op het gebruik van kernenergie. Als voorbeeld heeft het Hof, naast de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van dit Verdrag, betreffende de bescherming van de gezondheid, in het bijzonder de artikelen 34 EA, 35 EA en 37 EA genoemd, en de bepalingen van hoofdstuk 1 van titel II, betreffende de ontwikkeling van het onderzoek, waarbij het benadrukte dat uit de bewoordingen van die bepalingen niet blijkt dat de aldus geregelde activiteiten uitsluitend civiele activiteiten zijn (zie arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, punt 35).

18     Vervolgens heeft het Hof opgemerkt dat de toepassing van dergelijke bepalingen op installaties, onderzoeksprogramma’s en andere militaire activiteiten van dien aard kan zijn dat wezenlijke nationale defensiebelangen van de lidstaten in gevaar worden gebracht (zie arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, punt 36).

19     Op grond van deze overwegingen heeft het Hof geconcludeerd dat uit het feit dat in het EGA-Verdrag geen uitzonderingen zijn gemaakt waarbij de modaliteiten worden vastgesteld volgens welke de lidstaten die wezenlijke belangen mogen aanvoeren en beschermen, kan worden afgeleid dat activiteiten op militair gebied buiten de werkingssfeer van dit Verdrag vallen (zie arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, punt 36).

20     De Commissie erkent dat in de onderhavige zaak en die welke heeft geleid tot het arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, dezelfde rechtsvraag aan de orde is.

21     Ter terechtzitting heeft de Commissie evenwel verklaard dat de informatie die de lidstaten ingevolge artikel 5 van de richtlijn ter beschikking van hun bevolking moeten stellen met betrekking tot de in geval van stralingsgevaar te treffen maatregelen ter bescherming van de gezondheid, op het gebied van de bescherming van de burgerbevolking liggen en niet op militair gebied. De toepasselijkheid van de richtlijn is dan ook niet van dien aard dat zij de militaire belangen van deze staten kan schaden.

22     Dit betoog kan niet worden aanvaard.

23     Vaststaat immers dat de kernenergiebron in casu van militaire aard is.

24     Wanneer in een situatie als deze zou worden aanvaard dat op de lidstaten niettemin de in artikel 5 van de richtlijn neergelegde verplichting rust, zou dit betekenen dat aan de bepalingen van het EGA-Verdrag betreffende de gezondheidsbescherming, met name aan artikel 31 EA, dat de basis van deze richtlijn vormt, een andere werkingssfeer wordt gegeven dan aan de andere bepalingen van dit Verdrag.

25     De toepasselijkheid van de bepalingen van dit Verdrag op activiteiten die tot het militaire gebied behoren, zou dan afhangen van de aard en de omvang van de verplichtingen die deze bepalingen aan de lidstaten opleggen. Derhalve zou steeds per geval moeten worden beoordeeld in hoeverre door de nakoming van die verplichtingen de wezenlijke nationale defensiebelangen van deze staten in gevaar kunnen worden gebracht.

26     Zoals de advocaat-generaal in punt 31 van zijn conclusie terecht heeft opgemerkt, is deze stelling door het Hof verworpen in het arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald. Uit dit arrest blijkt immers zeer duidelijk dat het gebruik van kernenergie voor militaire doeleinden buiten de werkingssfeer van alle bepalingen van het EGA-Verdrag en niet slechts van enkele van die bepalingen valt.

27     Daar de werkingssfeer van bepalingen van afgeleid recht op straffe van nietigheid niet verder kan gaan dan de werkingssfeer van de rechtsgrondslag ervan, brengt de niet-toepasselijkheid van artikel 31 EA op militaire activiteiten noodzakelijkerwijs de niet-toepassing van de richtlijn op die activiteiten mee.

28     Er dient echter aan te worden herinnerd dat deze vaststelling niet afdoet aan het vitale belang van de doelstelling, de gezondheid van de bevolking en het milieu te beschermen tegen de gevaren die zijn verbonden aan het gebruik van kernenergie, ook voor militaire doeleinden. Voorzover het EGA-Verdrag de Gemeenschap geen specifiek instrument voor het nastreven van die doelstelling verschaft, kan niet worden uitgesloten dat passende maatregelen kunnen worden getroffen op grond van de relevante bepalingen van het EG-Verdrag (zie arrest Commissie/Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, punt 44).

29     Derhalve moet worden vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk bij de reparatie van een militaire kernonderzeeër niet op grond van artikel 5, lid 3, van de richtlijn verplicht is om de bevolking die kan worden getroffen in geval van stralingsgevaar, te informeren over de op die bevolking toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid.

30     Het beroep van de Commissie moet derhalve worden verworpen.

 Kosten

31     Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dit is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van het Verenigd Koninkrijk worden verwezen in de kosten. Overeenkomstig artikel 69, lid 4, eerste alinea, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen in de kosten.

3)      De Franse Republiek draagt haar eigen kosten.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.

Top